Proverbs 1
1De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israël, ▼ 2Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands; ▼ , ▼▼ tucht Versta, het onderwijs, dat gegeven wordt om tot de wijsheid te geraken.
,
▼▼ redenen Of, redenen, die verstandiglijk voorgesteld zijn.
,
▼ 3Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden; ▼
,
▼▼ gerechtigheid, Versta, den gansen plicht, die wij God en onzen naasten schuldig zijn, naar uitwijzen van de eerste en tweede tafel.
,
▼▼ recht, Te weten, waardoor wij tegen onzen naaste doen wat wij schuldig zijn, achtervolgens het voorschrift van de tweede tafel eigenlijk.
,
▼▼ billijkheden; Die onderhouden moeten zijn in alle samenhandelingen en verschillen der mensen, naar den aard der liefde en den eis der zaak.
4Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. ▼▼ slechten Dit woord is somtijds in het kwade genomen voor degenen, die door hunne domheid lichtelijk geloven, zich lichtelijk laten omzetten en van het goede verleiden. Zie Job 5:2 . Alzo onder vs.22,23, en Pro 7:7 , en Pro 8:5 , en Pro 14:15 , Pro 14:18 . Somtijds is het Hebreeuwse woord in het goede genomen voor degenen, die leerzaam, onnozel, eenvoudig en rechtuit zijn, en lichtelijk van de bozen bedrogen en beschadigd zouden worden, tenware dat God op wien zij vertrouwen, hen gelijk een vader bewaarde; Psa 19:8 , en Psa 116:6 , onder, Pro 19:25 ; Mat 10:16 .
,
▼
,
▼▼ jongeling Zo in jaren als in verstand.
,
▼▼ wetenschap Versta, niet een blote kennis der dingen, die men weten moet, maar ook de redenen daarvan.
,
▼ 5Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is , zal wijzen raad bekomen; ▼
,
▼ 6Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen. ▼▼ spreuk Zie boven, vs.1.
,
▼▼ de uitlegging, Te weten, van die spreuk. Anders: kunstige redenen; dat is, bekwame welsprekendheid om zijn woord wel te doen.
,
▼ 7De vrees des Heeren is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. ▼▼ beginsel Dat is, de grondslag en het fondament der ware wijsheid; te weten, om die te volle te verkrijgen; even gelijk in het bouwen van een huis het fondament het begin is van de overige bouwing, om die te voltrekken; zie Psa 111:10 .
,
▼ 8Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; ▼▼ Mijn zoon Alzo noemt Salomo degenen, die zijne lering horen of lezen, om aan te tonen niet alleen, dat hij haar met een vaderlijk gemoed voortbrengt, maar ook dat zij die met een kinderlijke en gans gehoorzame toegenegenheid behoren te ontvangen. Alzo onder vs.10, 15, en Pro 2:1 , en Pro 3:1 , enz. vergelijk Jdg 17:10 ; 1Ki 20:35 , en 2Ki 2:12 ; Psa 34:12 .
,
▼ 9Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals. ▼
,
▼▼ hals Hebreeuws, gorgel.
10Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet; ▼
,
▼ 11Indiën zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; ▼
,
▼
,
▼ 12Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; ▼
,
▼
,
▼ 13Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen. 14Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben. ▼▼ uw lot Dat is, den buit met ons helpen delen, hetwelk gemeenlijk geschiedt met loting, als ieder zijn deel daaruit begeert te trekken.
,
▼▼ wij zullen allen Dat is, allen roof zullen wij gemeen hebben en onder ons delen.
15Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. ▼
,
▼▼ voet Dat is, ga niet met hen in hun kwade wegen. Voorts kan men hierdoor verstaan aandoeningen, genegenheden, bewegingen; want gelijk de voeten het lichaam herwaarts en gindswaarts dragen, alzo wordt de geest des mensen door de genegenheden tot velerlei voornemen en werk gedreven. Vergelijk onder vs.16, en Pro 5:5 , en Pro 6:18 , enz.
16Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten. ▼▼ ten boze; Dat is, om iemand kwaad of schade te doen.
17Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte; ▼▼ het net De zin is: Gelijk een vogel tevergeefs het net uitgespannen ziet, overmits hij daarop niet let, maar zijne ogen alleen heeft op het aas, waarop hij vallende gevangen wordt, alzo letten de boosdoeners niet op het gevaar, waarin zij zichzelven steken, als zij om enig tijdelijk voordeel hunnen naaste beschadigen, maar vallen in de handen van de overheid, die hen naar hunne verdiensten straft, of worden van God anderszins geplaagd.
,
▼▼ tevergeefs Welverstaande, ten aanzien van het gevogelte, overmits het door de uitspanning van het net niet gewaarschuwd wordt van het gevaar, maar wordt door een gretigen lust alleen tot het aas gedreven. Sommigen duiden dit alzo, dat de vogels, als zij het net zien spreiden, daardoor gewaarschuwd worden en wegvliegen; maar dat de goddelozen zo dom zijn, dat zij hun eigen net bereiden, waarin zij gevangen zullen worden.
,
▼ 18En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen. ▼
,
▼▼ versteken Zie boven vs.11.
19Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. ▼
,
▼▼ gierigheid Hebreeuws, gierigheid giert, of met gierigheid giert. Alzo onder Pro 15:27 ; Jer 6:13 ; Eze 22:27 ;; Hab 2:9 . Het Hebreeuwse woord is meest altijd in het kwade genomen voor vuil, gierig en oneerlijk gewin. Zie Gen 37:26 ; Exo 18:21 ; 1Sa 8:3 ; Psa 119:36 , onder Pro 28:16 ; Isa 56:11 .
,
▼▼ zij zal de ziel Te weten, de gierigheid.
,
▼
,
▼▼ vangen Dat is, in het verderf brengen, gelijk een vogel doet het aas, daar hij naar vliegt, gevangen wordt en aan zijn dood komt.
20De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten. ▼▼ opperste Wijsheid Hebreeuws, wijsheden; in het getal van velen, dat is, de hoogste, uitnemendste, of opperste wijsheid. Alzo onder Pro 9:1 , en Psa 49:4 , alzo wordt Job 40:10 een groot beest genoemd behemoth, dat is beesten, in het getal van velen. Dit geschiedt om enige zaken te vergroten, of te vermenigvuldigen. Anders: elke wijsheid, of menigerlei wijsheid, of [wijsheid] der wijsheden. Men kan hier door deze wijsheid verstaan, òf de wezenlijke wijsheid des Vaders, welke is de Zoon Gods, daarvan zie onder Pro 8 , òf de wijsheid begrepen in de Heilige Schrift, die alle wijsheid der mensen teboven gaat. Sommigen verstaan de wijsheid, die door Gods Woord en de werken der Goddelijke voorzienigheid geopenbaard wordt.
,
▼▼ roept Te weten, door de predikers van Gods Woord, of ook door de werken der schepping en regering aller dingen.
,
▼ 21Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; ▼▼ in het voorste Hebreeuws, in het hoofd der woelingen. Versta, de plaatsen waar grote vergadering is van volk, en waarin ook veel gewoels.
,
▼
,
▼▼ stad; Versta, elke stad van het land Israëls.
22Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? ▼▼ Gij slechten Dit zijn de woorden der wijsheid, die Salomo aldus sprekende invoert. Van het woord slechten, zie boven vs.4.
,
▼
,
▼▼ zotten Versta, niet narren en zinnelozen, die het redelijk gebruik van het menselijke verstand niet hebben, maar die beroofd zijn van de ware wijsheid, ten eeuwigen leven leidende, noch genegen zijn daarnaar te trachten, maar alleen met dit tijdelijke leven zich bekommeren.
23Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. ▼▼ Keert u Te weten, om dit aan te horen en na te volgen. Anders: bekeert u op mijne bestraffing; dat is, doet boete en betert u door kracht van mijne bestraffing. Versta, ene bestraffing, welke geschiedt door woorden van onderwijzing en vermaning. Alzo onder vs.25, 30.
,
▼
,
▼ 24Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; ▼ 25En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; ▼ 26Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. ▼ 27Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; ▼
,
▼ 28Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; ▼ 29Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des Heeren niet hebben verkoren. ▼▼ de wetenschap Zie boven vs.4.
30Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad; 31Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. ▼▼ Zo zullen zij Of, daarom zullen zij eten, enz.
,
▼
,
▼
,
▼ 32Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. ▼▼ afkering Te weten, waardoor zij zich afwenden van de lering en vermaning der wijsheid.
,
▼▼ zal hen doden, Te weten, de slechten; hetwelk geschiedt door middel van de overheid, of andere middelen en van God zelf.
,
▼▼ voorspoed Versta, die zij of andere bozen menigmaal in dit leven hebben, waardoor zij in hunne afwijking gestijfd worden.
33Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads. ▼
Copyright information for
DutSVVA