Proverbs 13:3
3Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. ▼▼ zijn ziel; Dat is, zichzelven. Zie
1Ki 19:4 . De zin is dat hij zich niet alleen bewaart voor de zonde, boven
Pro 10:19 , maar ook voor onrust en moeite.
,
▼▼ zijn lippen Dat is, die lichtvaardig, stout en onbeschaamd veel spreekt.