Proverbs 16
1De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den Heere. ▼ , ▼ , ▼▼ is van den HEERE Te weten, onder hetwelk zij niet kunnen uitspreken wat zij bedacht hebben, noch uitrichten wat zij besproken hebben.
2Alle wegen des mans zijn zuiver in zijn ogen; maar de Heere weegt de geesten. ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 3Wentel uw werken op den Heere, en uw gedachten zullen bevestigd worden. ▼
,
▼▼ gedachten Welke schikkingen des harten genaamd worden, boven vs.1; zie aldaar de aantekening.
4De Heere heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads. ▼
,
▼▼ des kwaads Versta, het kwaad der straf.
5Al wie hoog is van hart, is den Heere een gruwel; hand aan hand, zal hij niet onschuldig zijn. ▼
,
▼▼ den HEERE Hebreeuws, des Heeren gruwel.
,
▼ 6Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des Heeren wijkt men af van het kwade. ▼▼ goedertierenheid Dat is, door de loutere genade des Heeren, die waarachtig en trouw is in zijne beloften, wordt de zonde, om de verzoening, die door Christus geschied is, weggenomen; Rom 3:24 . Of versta dit van de goedheid en trouw, die de mensen elkander bewijzen, te weten, niet om daarmede de vergeving der zonden voor God te verdienen, maar als door vruchten van het rechtvaardigmakende geloof zichzelven te verzekeren en aan anderen openbaar te maken dat zij met God uit genade verzoend zijn. Ook kan de verzoening verstaan worden van den vrede, dien wij maken door allerlei bewijs van liefde en weldadigheid met hem, dien wij misdaan hebben, en alzo met hem verzoenen. Vergelijk boven Pro 10:12 , en de aantekening.
,
▼▼ kwade Te weten, der schuld en daarom ook der straf.
7Als iemands wegen den Heere behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen. ▼ 8Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht. ▼▼ recht Te weten, verkregen en vergaderd.
9Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de Heere stiert zijn gang. ▼
,
▼▼ stiert Dat is, schikt, beleidt en laat het zijn voornemen uitrichten of achterblijven, tot zulk een einde als met de eer van zijn heiligen naam overeenkomt.
10Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht. ▼▼ Waarzegging Het Hebreeuwse woord kesem betekent meest bijgelovige en ongeoorloofde waarzegging en toekomende en verborgen zaken, uit dingen die niet vast gaan, ja duivels zijn, gelijk Num 22:7 , en Num 23:23 ; Deu 18:10 ; 2Ki 17:17 ; Jer 14:14 ; Eze 13:6 ; maar hier wordt het genomen voor de gissing, die uit zekere, vaste en scherpzinnige aanmerking voortkomt. Zodanige is geweest in David; 2Sa 14:20 , en in Salomo; 1Ki 3:24 , enz.
,
▼▼ is op de lippen Anders: zij.
,
▼▼ zijn mond Namelijk, de mond van een wijzen en godvruchtigen koning.
,
▼▼ zal niet overtreden Anders: overtreedt niet, enz.
,
▼▼ in het gericht Dat is, in het uitspreken van het recht en in het vonnissen, daartoe gezeten zijnde op den rechterstoel.
11Een rechte waag en weegschaal zijn des Heeren; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk. ▼
,
▼▼ waag Door dit woord verstaan vele overzetters een grote balans, en door de volgende weegschaal de kleine, die men in de hand houdt, en dat overmits God gezegd wordt de bergen te wegen met de waag, maar de heuvelen, die minder zijn, met de weegschaal; Isa 40:12 . Sommigen verstaan vs.11 als figuurlijk gesproken van al de delen en werken des gerichts.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ Zijn werk Te weten, dat Hij heeft geboden en dat Hem behaagt. Versta, gelijk ze zijn, zo ze behoren.
12Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd. ▼ 13De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt. ▼
,
▼▼ zijn het welgevallen Dat is, waarin zij een welgevallen hebben moeten; of, zijn den koningen een welgevallen; te weten, den godvruchtigen koningen. Anders: dat de lippen der gerechtigheid den koningen een welgevallen zijn; dat is, hun wel behagende.
,
▼▼ van hen zal liefhebben Te weten, koningen.
14De grimmigheid des konings is als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. ▼
,
▼▼ die Te weten, grimmigheid.
,
▼ 15In het licht van des konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens. ▼
,
▼▼ leven; Dat is, als een bode des levens, of verkwikking des levens, inzonderheid voor hem, op wien de koning tevoren vergramd was.
,
▼▼ welgevallen Dat is, gunst en goedwilligheid.
,
▼ 16Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen, dan uitgegraven goud, en uitnemender, verstand te bekomen, dan zilver! ▼
,
▼ 17De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart. ▼▼ baan Gelijk de gebaande weg, of des heren straat, de zekerste is voor de reizende lieden, zijn de ongebaande bijwegen vol gevaren; alzo is voor de vromen in hun geestelijke reis niets zekerder of beter dan de zonde te schuwen.
,
▼ 18Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val. ▼
,
▼▼ hoogheid Dat is, hoogmoedigheid. Het tegendeel is nederigheid des geestes; waarvan zie vs.19.
19Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, dan roof te delen met de hovaardigen. ▼
,
▼▼ zachtmoedigen, Anders, bedrukten, ellendigen, of armen; die ook gemeenlijk zachtmoedig zijn.
,
▼▼ dan roof Het is aan te merken dat hier den hoogmoedigen rijken de roverij toegeschreven wordt.
20Die op het woord verstandelijk let, zal het goede vinden; en die op den Heere vertrouwt, is welgelukzalig. ▼▼ woord Te weten, des Heeren. Of ook, op de onderwijzing, die met het Woord des Heeren overeenkomt.
,
▼▼ het goede Te weten, het lichamelijke, dat tot het tegenwoordige, en het geestelijke, dat tot het eeuwige leven behoort, boven Pro 8:35 ; 1Ti 4:8 . Vergelijk de manier van spreken, onder Pro 17:20 , en Pro 18:22 , en Pro 19:8 . Het tegendeel is als het kwaad den mens wordt gezegd te vinden; Job 31:29 ; Est 8:6 .
21De wijze van hart zal verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen. ▼▼ verstandig Te weten, omdat uit de ware wijsheid het verstand komt, waardoor men weet hoe men leven en alle dingen recht aanleggen zal.
,
▼▼ de zoetheid Dat is, de welsprekendheid en de bekwaamheid om zijn woord wel te kunnen doen is dienstelijk om anderen vruchtbaar te onderwijzen.
,
▼ 22Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid. ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ dwaasheid Te weten, die den dood medebrengt.
23Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn lippen de lering vermeerderen. ▼▼ maakt Dat is, stiert, bereidt en beleidt zijnen mond, opdat hij anders niet dan verstandig, voorzichtig en tijdig spreke.
,
▼▼ zijn mond Dat is, den mond des wijzen.
,
▼▼ op zijn lippen Dat is in den mond het goede onderwijs, dat het anderen mededelen wil, overvloediglijk uitstorten.
24Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. ▼
,
▼▼ ziel, Te weten, die verstandig is.
,
▼
,
▼ 25Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. ▼ 26De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem. ▼▼ ziel Dat is de mens, die arbeidt, te weten om den kost te winnen. Ziel voor mens; zie Gen 12:5 . Anderen vertalen vs.26 aldus: een moeilijke ziel, dat is, die met woorden moeite maakt, doet zichzelve moeite aan; want hun mond wordt weder tegen hen geboden; dat is, hun moeilijke redenen vallen henzelf tegen en maken hun moeite.
,
▼▼ voor zichzelven; Dat is, tot onderhouding van zijn eigen lichaam.
,
▼
,
▼▼ buigt zich Te weten, als met eerbiediging den arbeider biddende dat hij naarstiglijk werken zou, opdat hij altijd wat hebben zou om den mond te bieden. Het is ene gelijkenis, genomen van degenen, die iets verzoeken bij enige heren, wien zij grote eer bewijzen, om in hun goede gunst te staan.
,
▼▼ hem Te weten, den arbeider, of den mens die arbeidt.
27Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur. ▼
,
▼▼ graaft kwaad; Dat is, bedenkt en legt er zich op toe dat hij zijnen naaste iets kwaads berokkent; gelijk men met moeite graaft naar enig ding, dat men uit de aarde hebben wil.
,
▼▼ brandend vuur Te weten, van de lastering, waardoor hij met een hittigen lust den naam van zijn naaste brandmerkt, om hem ten enenmale te vernielen.
28Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend. ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 29Een man des gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is. ▼
,
▼
,
▼ 30Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad. ▼
,
▼▼ bijtende, Hebreeuws, insnijdende, of haastelijk roerende en bewegende, en afbrekende zijne redenen; dat is, het ene deel derzelve voorstellende, het andere, dat hij eigenlijk voorheeft, in zijn hart verbergende.
,
▼▼ volbrengt Te weten, dat ten volle besluitende en voornemende in de gedachten zijns harten.
,
▼▼ kwaad Te weten, dat hij voorheeft zijnen naaste aan te doen.
31De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden. ▼
,
▼
,
▼▼ weg Anders genaamd de paden des rechts, enz. Zie boven Pro 2:8 , en de aantekening. De zin is dat de vromen dikwijls die kroon krijgen, te weten als het hun zalig is. Of versta, dat de grijsheid een kroon des sieraads is aan degenen, die op het pad der gerechtigheid wandelen. Vergelijk Psa 37:11 , Psa 37:18 , Psa 37:27 , en de aantekening. Zie ook boven Pro 3:2 .
32De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt. ▼
,
▼ 33Het lot wordt in den schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van den Heere. ▼▼ lot Hetwelk hire in de voortijden zeer gebruikelijk was in de bedeling der erfenissen, Num 26:55 ; Jos 18:10 , en Jos 19:1 ; Mic 2:5 ; en andere goederen, Psa 22:19 , boven Pro 1:14 , idem in de uitrichting en ordening van goddelijke en heilige zaken, Lev 16:8 , enz.; 1Ch 24:5 , enz.; Act 1:25 ; idem in het eindigen van geschillen en andere twijfelachtige dingen; Jos 7:14 ; 1Sa 14:41 ; onder Pro 18:18 ; Jon 1:7 .
,
▼
,
▼▼ beleid Het Hebreeuwse woord betekent voornamelijk oordeel, recht, gericht; maar hier is het aangenomen voor het beleid, dat is de besturing en regering van enige zaak; gelijk het woord oordelen of richten, dikwijls alzo in de Heilige Schrift genomen wordt. Zie Jdg 2:16 ; idem, Psa 96:13 ; Mic 4:3 ; Zec 3:7 , enz. Anders: het gehele oordeel deszelven; dat is hetgeen door het lot geoordeeld wordt.
,
▼▼ van den HEERE Te weten, die door zijne voorzienigheid het lot zo bestuurt gelijk Hij wil dat het valt, zulks dat hier niets geschiedt bij geval of blind avontuur.
Copyright information for
DutSVVA