Proverbs 17
1Een droge bete, en rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten met twist. ▼ , ▼▼ met twist Hebreeuws, van den twist; dat is waar twist bij is.
2Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen. ▼
,
▼▼ in het midden De zin is dat hij onder de broeders van den beschaamden zoon ook een deel van het erfdeel wegdragen zal. Anderen verstaan dat hij als gouverneur zal zijn van de kinderen en van zulk aanzien, dat hem ook het beleid hunner goederen, en vervolgens het bedelen hunner erfenissen, zal toevertrouwd worden.
3De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de Heere proeft de harten. ▼
,
▼▼ oven Te weten, waarin zilver, tin, koper, enz., gesmolten en gezuiverd wordt. Zie Eze 22:18-20 , enz.
,
▼▼ de HEERE Versta, de Heere alleen. De mensen kunnen wel, door hun kunst, goud en zilver beproeven om te weten of het goed of kwaad is, maar het hart van den mens kan niemand doorgronden dan God.
4De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong. ▼▼ boosdoener Dat is, die zijnen naaste kwaaddoet of genegen is kwaad te doen.
,
▼▼ op de ongerechtige Hebreeuws, lip der ongerechtigheid; te weten, die te kennen geeft hoe men ongerechtigheid bedrijven en zijnen naaste leed kan doen.
,
▼
,
▼ 5Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf, zal niet onschuldig zijn. ▼
,
▼▼ smaadt Dat is, onteert God, die den arme niet alleen geschapen heeft, maar ook door de armoede bezoekt en oefent.
,
▼
,
▼ 6De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen. ▼
,
▼
,
▼▼ zijn hun vaderen Want het is heerlijk uit eerlijke ouders te zijn.
7Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip. ▼▼ voortreffelijke Hebreeuws, een lip der voortreffelijkheid, of uitnemendheid; dat is een voortreffelijke rede, handelende van uitnemende dingen, als van wijsheid en deugdzaamheid. Alzo is in het volgende, Hebreeuws, een lip der valsheid, een valse rede.
,
▼ 8Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen. ▼
,
▼▼ een aangenaam Hebreeuws, gesteente der aangenaamheid; dat is, als een aangenaam edelgesteente, of als parelen, welke om hare schoonheid en kostelijkheid zeer lieftallig plegen te zijn.
,
▼▼ het zich Te weten, het geschenk door het beleid en aanbieden des schenkers. Anders: waarheen hij, te weten de schenker of eigenaar, zich zal wenden, zal hij voorspoed hebben.
,
▼▼ zal het wel Dat is, het zal wat uitrichten bij dengene, die het ontvangt, tot voordeel desgenen, die het geeft. Salomo spreekt niet van hetgeen men doen moet, maar van hetgeen pleegt te geschieden.
9Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend. ▼
,
▼▼ toedekt, Te wetne, door die te vergeten en te vergeven.
,
▼▼ zoekt liefde; Dat is, poogt de liefde, door welke hij van zijnen vriend bemind wordt, te voeden en te onderhouden.
,
▼▼ zaak Of, het woord, te weten der overtreding.
,
▼ 10De bestraffing gaat dieper in den verstandige, dan den zot honderdmaal te slaan. ▼▼ te slaan Te weten om hem tot verbetering te brengen.
11Zekerlijk, de wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. ▼▼ Zekerlijk, Of, de wederspannige zoekt alleenlijk het kwaad; Hebreeuws, de wederspannigheid; dat is, die zeer wederspannig is. Zie Job 35:13 . Alzo boven vs.4, valsheid voor valsaard. Versta, degenen, die wederspannig is tegen God en die over hem gesteld zijn. Anders: de kwade zoekt alleen, of zekerlijk, wederspannigheid.
,
▼▼ kwaad; Te weten dat hij zijnen naaste aandoet en voornamelijk den vrome.
,
▼▼ wrede Te weten, de Satan, of enige zware plaag, die God als zijne scherprechters gebruikt.
,
▼▼ gezonden Namelijk van God.
12Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid. ▼▼ Dat een beer, De zin is, dat het minder gevaar is een beer te ontmoeten in zijn woedende wreedheid dan een zot, enz.
,
▼▼ in zijn dwaasheid Dat is, als hij door zijne dwaasheid tot alle onredelijke en razende driften gedreven wordt.
13Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken . ▼
,
▼ 14Het begin des krakeels is gelijk een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt. ▼▼ Het begin Dat is die het krakeel of geschil begint.
,
▼▼ die het water Dat is die het water inlaat, door de sluis te openen of den dam te breken, waarmede het wederhouden wordt. Want deze opening en breuk blijvende, is er geen houden aan den loop des waters; ja deszelfs doorgang wordt hoe langer zo ruimer.
,
▼▼ hij zich Te weten, de twist.
,
▼▼ vermengt Of, vermengd worde; te weten, onder velen, die daarin getrokken en mede gemoeid worden. Of eer gij u daarin mengt.
15Wie den goddeloze rechtvaardigt, en den rechtvaardige verdoemt, zijn den Heere een gruwel, ja, die beiden. ▼
,
▼
,
▼ 16Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft? ▼▼ het koopgeld Dat is, de rijkdom en middelen om kunsten en wetenschappen te leren.
,
▼▼ te kopen, Te weten, gelijk andere dingen, die voor geld of waar altijd kunnen gekregen worden; even alsof de wijsheid en geleerdheid in alle manieren ook zodanig waren, en van een ieder, zelfs van de zotten, ook alzo te verkrijgen waren.
,
▼ 17Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de benauwdheid geboren. ▼
,
▼▼ te aller tijd Niet alleen in voorspoed, maar ook in tegenspoed.
,
▼▼ een broeder Dat is, die ware broederlijke liefde bewijst om zijnen vriend uit den nood te helpen, of immers daarin enige verlichting hem naar zijn vermogen toe te brengen.
,
▼▼ geboren Dat is, door Gods voorzienigheid toegeschikt en tevoorschijn gebracht, alzo dat in de benauwdheid geopenbaard wordt wie een rechte broeder is. Anders: een broeder is tegen de benauwdheid geboren; te weten, om in dezelfde bij te staan, of en hij [te weten, een vriend] wordt een broeder in de benauwdheid geboren.
18Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste. ▼
,
▼▼ zich borg Of, borgtocht belovende.
,
▼▼ bij zijn Hebreeuws, voor het aangezicht; dat is, in de tegenwoordigheid; anders: voor.
,
▼▼ naaste Versta, den schuldheer, tot wiens verzekering de borg zich tot de betaling verbindt. Anderen verstaan den schuldenaar, voor wien de borgtocht geschiedt.
19Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur verhoogt, zoekt verbreking. ▼▼ Die het gekijf De reden is, omdat de kijving een oorsprong is van vele zonden, die de twistgierige met zijn doen schijnt lief te hebben.
,
▼▼ zijn deur Te weten, de deur van zijn gebouw, die hij hoog opgetrokken heeft. Het is te verstaan als een algemeen spreekwoord van degenen, die zich boven hun staat uitsteken. Want gelijk een huis zeer hoog opgebouwd zijnde, dikwijls den val onderworpen is, alzo zal een mens, die zich verheft boven zijn staat en zijnen naaste veracht, dien hij door twisten zoekt te verdrukken, zeer dikwijls tot een schrikkelijken val komen.
,
▼
,
▼ 20Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen. ▼
,
▼
,
▼ 21Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden. ▼▼ een zot Dat is, die een zot mettertijd worden zal.
,
▼▼ dwazen Zie van dit woord boven vs.7.
22Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen. ▼
,
▼ 23De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen. ▼
,
▼
,
▼ 24In het aangezicht des verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde. ▼▼ In het aangezicht Dat is, de wijsheid ziet den verstandige als de ogen uit; te weten, als men acht neemt op de gestadigheid zijner ogen, de manierlijkheid van zijn wezen en schaamachtigheid van zijn gelaat. Anderen verstaan dit alzo, dat de wijsheid den verstandigen altijd bij de hand is en niet ver te zoeken; of dat zij die altijd voor ogen hebben om zich naar die te voegen; Ecc 2:14 .
,
▼ 25Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft. ▼ 26Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is. ▼
,
▼▼ rechtvaardige Dat is, die geen schuld heeft.
,
▼▼ ook te doen boeten, Dat is, niet alleen de bozen, maar ook de vromen; of: het is niet goed den rechtvaardigen boete op te leggen, veel minder ten onrechte aan het lijf te straffen.
,
▼▼ om hetgeen Of, boven, of tegen het recht.
27Wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van geest. ▼▼ wetenschap Dat is, goed en vast verstand heeft.
,
▼▼ kostelijk Dat is, dierbaar en spaarzaam van gemoed, niet lichtvaardig en onbedacht uitstrooiende al hetgeen hij weet en in of op zijn hart heeft. Anders: is koel van geest, of koelzinnig; dat is, vrij van driften of beroeringen en traag in het spreken. Zie van het woord geest in dezen zin genomen 2Ki 19:7 , en onder Pro 29:11 ; zie de aantekening.
28Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig.
Copyright information for
DutSVVA