Proverbs 21
1Des konings hart is in de hand des Heeren als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil. ▼▼ in de hand Dat is, in zijn gebied en macht, om dat naar zijne wijsheid te leiden en te besturen.
,
▼▼ waterbeken Dat is, gelijk waterbeken zijn in de hand der hoveniers en landlieden, om die herwaarts en derwaarts tot nut des lands in of uit te laten en voort te leiden.
2Alle weg des mensen is recht in zijn ogen; maar de Heere weegt de harten. ▼
,
▼ 3Gerechtigheid en recht te doen is bij den Heere uitgelezener dan offer. ▼ 4Hoogheid der ogen, en trotsheid des harten, en de ploeging der goddelozen, zijn zonde. ▼
,
▼
,
▼▼ ploeging Dat is, het bedrijf. Versta, al wat zij heimelijk verzinnen en openbaarlijk in het werk stellen; alzo is het woord smeden genomen. Zie boven Pro 3:29 , waar het Hebreeuwse woord ook ploegen kan overgezet worden. Of aldus: Hoogheid der ogen en breedheid des harten zijn de ploeging, of het bedrijf der goddelozen, [en] zonde. Anders: de lamp der goddelozen; dat is hun welvaren en voorspoed, is zonde.
5De gedachten des vlijtigen zijn alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen tot gebrek. ▼▼ alleen Anders: waarlijk, of gewisselijk. Alzo in het volgende lid van vs.5.
,
▼▼ tot overschot; Dat is, worden zo gezegend van God dat de vlijtige arbeider daarvan niet alleen zijn dagelijkse noodruft krijgt, maar ook wat daarenboven voor een buitengewonen nood en voor zijne kinderen.
,
▼ 6Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken. ▼▼ Te arbeiden Hebreeuws, het werk der schatten; dat is de arbeid, die gedaan wordt om veel goeds bijeen te rapen.
,
▼
,
▼▼ voortgedrevene Versta, ijdelheid, die zeer onwaardig, nietig en vruchteloos is, zijnde te vergelijken bij kaf en stof, dat uit oorzaak zijner lichtheid door een sterken wind herwaarts en derwaarts verwaaid wordt.
,
▼▼ die den dood Dat is, die zich in gevaar der tijdelijke en eeuwige straffen begeven.
7De verwoesting der goddelozen zal hen doorsnijden, omdat zij weigeren recht te doen. ▼▼ verwoesting Te weten, waardoor zij hunnen naaste verwoesten. Of, gelijk sommigen, waardoor zijzelf verwoest worden.
,
▼▼ zal hen doorsnijden, Of, zal hen doorzagen, nedervellen; gelijk wanneer een boom afgezaagd wordt; dat is, zal oorzaak zijn dat zij door Gods rechtvaardig oordeel ten enenmale uitgeroeid worden. Het shijnt dat hier gezien wordt op de manier van straf waardoor de misdadigers van de overheid met de zaag doorsneden werden. Zie 2Sa 12:31 . Anders: zal hen bijblijven; te weten, totdat zij ook verwoest zullen worden. Anders: de roof der goddelozen zal hen verschrikken.
,
▼▼ recht Dat is, een iegelijk het zijne te geven.
8De weg des mensen is gans verkeerd en vreemd; maar het werk des zuiveren is recht. ▼▼ gans Te weten, door de verdorvenheid zijner natuur.
,
▼▼ vreemd; Te weten, van God of van de ware zuiverheid en heiligheid.
,
▼▼ het werk Dat is, die door den Geest der heiligmaking gezuiverd is.
9Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ▼
,
▼▼ huis Dat is, in een wijd of ruim huis, waarin men gemakkelijk kan wonen met veel gezelschap, niet benauwd zijnde door de engte der plaats als in een hoek. Een huis van gezelschap kan men ook verstaan van een huis, waarin een man met ene vrouw samen wonen onder een huishouding begrepen zijnde. Vergelijk onder vs.19.
10De ziel des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen. ▼▼ het kwaad; Versta, het kwaad der schuld, dat is de zonde.
,
▼ 11Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan. ▼
,
▼
,
▼ 12De rechtvaardige let verstandelijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad stort. ▼▼ let verstandelijk Te weten, om zijn voordeel te doen met de aanmerkingen van de oordelen Gods.
,
▼▼ in het kwaad Te weten, in het kwaad der straf. Anders: om het kwaad, te weten der zonde, omkeert; dat is, om de zonde, die zij dagelijks bedrijven, verderft en uitroeit. Anders kan vs.12 aldus vertaald worden: Hij, te weten God, onderwijst den rechtvaardige door het huis des goddelozen, die de goddelozen in het kwade stort. Of aldus: Hetwelk [te weten, huis] de goddeloze in het kwade stort.
13Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden. ▼▼ geschrei Te weten, waardoor hij schreit om hulp in zijne armoede.
,
▼▼ roepen, Te weten, tot God of de mensen, als hij in enigen nood gesteld is.
14Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid. ▼▼ in het verborgene Te weten, gegeven aan den rechter, of iemand die zeer vergramd is.
,
▼▼ houdt Dat is, neemt hem weg, drukt hem neder, of blust hem uit.
,
▼ 15Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking. ▼▼ recht te doen; Te weten, òf in hun gemene leven, òf in een bijzonder ambt, waarin hij gesteld is om het recht aan anderen te bedienen.
,
▼▼ der ongerechtigheid Hetzij dat hij de ongerechtigheid werkt als een gewoon mens, of als een publiek persoon.
,
▼▼ verschrikking Of, verslagenheid, verstoring; te weten, òf als hij zelf recht moet doen, òf wanneer het van anderen geschiedt.
16Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. ▼
,
▼▼ rusten Dat is, geduriglijk blijven.
17Die blijdschap liefheeft, die zal gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden. ▼▼ blijdschap Te weten, ongeoorloofde, goddeloze en onmatige blijdschap.
,
▼▼ gebrek lijden; Hebreeuws, een man des gebreks of der behoefte zijn.
,
▼▼ wijn en olie Dat is, die een wellustig en overdadig leven zoekt. Hier voortijds gebruikte men in vrolijke maaltijden benevens den wijn, vele oliën en zalven, waarmede zij hunne leden, maar inzonderheid het hoofd bestreken, tot bewaring van de gezondheid en verkwikking van den geest. Zie Rth 3:3 ; Psa 23:5 ; onder Pro 27:9 ; Son 1:3 ; Amo 6:6 ; Mat 26:7 . Bovendien had de olie in het Joodse land nog veel ander gebruik. Zie Jdg 9:9 , en onder vs.20; maar hier wordt gesproken van het misbruik der olie en van den wijn, zijnde onder deze twee dingen ook alle andere begrepen, die den mens tot vermaking gegeven zijn.
18De goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. ▼
,
▼▼ rantsoen Versta, den prijs, die gegeven wordt om iemand uit enig lijden te verlossen.
19Het is beter te wonen in een woest land, dan bij een zeer kijfachtige en toornige huisvrouw. ▼▼ een woest land, Hebreeuws, in een land der woestijn.
,
▼ 20In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks. ▼▼ schat, Dienende tot onderhouding en vermaking des mensen; waaronder ook de olie was. Zie boven de aantekening vs.17.
21Die rechtvaardigheid en weldadigheid najaagt, zal het leven, rechtvaardigheid en eer vinden. ▼▼ rechtvaardigheid Te weten, waardoor men een ieder geeft wat men hem naar het burgerlijke recht schuldig is.
,
▼
,
▼▼ rechtvaardigheid Dat is, God zal maken dat hem ook recht van de mensen zal gedaan worden.
22De wijze beklimt de stad der geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens neder. ▼
,
▼▼ beklimt Te weten, in tijd van oorlog.
,
▼▼ sterkte Dat is, de sterkten, waarop de stad zich verliet.
23Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. ▼▼ Die zijn mond Dat is, die wel toeziet dat hij met kwade, lichtvaardige en twistgierige redenen God niet vertoornt en zijn naaste niet tegen zich ophitst.
24Die een hovaardig pocher is, zijn naam is spotter; hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk. ▼▼ Die een hovaardig Of, die hovaardig [en] trots, of vermetel is, wiens naam is spotter, gaat met, enz.
,
▼
,
▼▼ hij gaat Dat is, hij doet alle dingen door hoogmoedige en oplopende zinnen, volgende niet enige rede, maar zijn ongebonden driften.
25De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken. ▼▼ begeerte Te weten, waardoor hij wenst zijne nooddruft te hebben, zonder daartoe door eerlijken arbeid te geraken.
,
▼▼ hem doden, Niet alleen tot grote armoede brengen, maar ook tot zijn gehelen ondergang.
26Den gansen dag begeert hij begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven, en niet inhouden. ▼
,
▼▼ zal geven, Te weten, aan den arme en nooddruftige, en dat naar zijn vermogen, van hetgeen hem God verleend heeft.
27Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen! ▼ 28Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. ▼▼ Een leugenachtig Hebreeuws, een getuige der leugenen.
,
▼▼ die hoort, Te weten, naar de wet des Heeren, en voornamelijk naar het gebod van geen valse getuigenis te geven. Of, die naarstiglijk toehoort en niets anders getuigt dan hetgeen hij gehoord of gezien heeft.
,
▼▼ tot overwinning Anders: altoos; te weten, hetzij hij geroepen wordt in het gericht om getuigenis te geven, of anderszins om iets naar de waarheid, die hem bekend is, te verhalen, gelijk nodig en stichtelijk is.
29Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn weg vast . ▼▼ sterkt zich Of, stijft zich; dat is, verhardt zijn aangezicht. De zin is dat hij met grote hardnekkigheid en onbeschaamdheid zijn eigen zin volgt, zonder acht te geven op hetgeen recht en hem bevolen is.
,
▼▼ maakt zijn weg Te weten, omdat hij al zijn doen en laten naar Gods Woord aanricht.
30Er is geen wijsheid, en er is geen verstand, en er is geen raad tegen den Heere. ▼▼ tegen den HEERE Dat is, die met des Heeren wijsheid en verstand enz. te vergelijken is, en die zou kunnen wederstaan.
31Het paard wordt bereid tegen den dag des strijds; maar de overwinning is des Heeren. ▼▼ paard Versta onder dit woord alle uiterlijke middelen, die tegen den oorlog en den strijd plegen aangelegd te worden.
,
▼
,
▼▼ is des HEEREN Dat is, komt van den Heere.
Copyright information for
DutSVVA