Proverbs 23
1Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is. ▼▼ heerser Dat is, koning, vorst, prins, heer, of die meerder is dan gij zijt en u schade zou kunnen aandoen, zo gij hem enige oorzaak van verstoring geven zoudt.
,
▼▼ scherpelijk Hebreeuws, lettende letten; dat is scherpelijk, of naarstiglijk letten.
,
▼▼ op dengene, Te weten, dien gij moet aanzien en in ere hebben, opdat gij hem met geen woord, gebaar, of daad verbelgt. Anders: op hetgeen voor uw aangezicht is; te weten, opdat gij daarvan niets nuttigt, dan met zulke zedigheid en matigheid als betamelijk is.
2En zet een mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt; ▼▼ zet Dat is, bedwing uwe begeerlijkheid van onmatig te eten en te drinken, alsof uw keel met een mes daarvan afgeschrikt ware. Of, anders zoudt gij een mes aan uw keel zetten, enz.; dat is, gij zoudt u in het uiterste gevaar steken van lichamelijke krankheid, of enige andere grote zwarigheid, indien u de lekkere gerechten tot onmatigheid verlokten.
,
▼▼ mes aan uw keel, Anderen vertalen het Hebreeuws woord doornen, doch de zin komt op een uit.
,
▼ 3Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood. ▼
,
▼ 4Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft. ▼▼ uw vernuft Te weten, dat gij zoudt mogen aanleggen om rijk te worden.
5Zult gij uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den hemel vliegt . ▼▼ op hetgeen Te weten, op den rijkdom, waarvan in vs.4 gesproken is.
,
▼▼ niets is? Dat is, gans onzeker en ongestadig en in vele noodzakelijkheden krachteloos. Vergelijk Psa 37:35-36 , en Psa 49:13 , Psa 49:18 ; 1Ti 6:17 . Anders: dat [haast] niet zijn zal.
,
▼▼ het zal zich Te weten, het tijdelijke goed, het zal zeer haastiglijk daarheen weg belenden en u begeven.
,
▼▼ gewisselijk Hebreeuws, makende maken.
,
▼▼ gelijk een arend, Te weten, die zo snellijk naar den hemel en omhoog vliegt, dat hij spoedig uit der mensen gezicht verdwenen is. Alzo vergaat de rijkdom in korten tijd, dat men niet weet waar hij gebleven of gestoven is.
6Eet het brood niet desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust op zijn smakelijke spijzen; ▼
,
▼▼ smakelijke Zie boven vs.3.
7Want gelijk hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u; ▼▼ hij bedacht Anders: gelijk hij acht in zijne ziel, zo is hij; dat is, inwendiglijk bij zichzelven denkt, te weten dat gij het zijne verteert en verdoet.
,
▼▼ alzo Te weten, u niets van harte gunnende, maar evenwel alzo, dat uit zijne gebaren en woorden zijne vrekkigheid enigszins kan afgenomen worden; hoewel hij daarmede het tegendeel zoekt te bewijzen.
8Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven. ▼▼ uitspuwen; Dat is, het zou u leed zijn en spijten dat gij van zijne spijs genuttigd en enige vriendelijke tafelredenen met hem gehad zoudt hebben.
,
▼▼ verderven Dat is, verliezen, en geen vrucht daarvan krijgen.
9Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten. ▼▼ het verstand Dat is, hetgeen gij verstandig, geleer, of voorzichtig gesproken hebt.
10Zet de oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet; ▼
,
▼▼ wezen niet; Te weten, om denzelven ongelijk te doen, door bedrog of geweld.
11Want hun Verlosser is sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten. ▼▼ Verlosser Te weten, God.
,
▼ 12Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap. ▼
,
▼▼ der wetenschap Dat is, door welke de ware wetenschap en wijsheid geleerd en verkregen wordt.
13Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven. ▼
,
▼▼ niet sterven Te weten, noch hier door de tijdelijke straf der overheid, noch hierna door de eeuwige straf van God.
14Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. 15Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik. ▼ 16En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen. ▼
,
▼ 17Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt te allen dage in de vreze des Heeren. ▼
,
▼▼ te allen dage Dat is, gestadiglijk, al den tijd uws levens.
18Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden. ▼
,
▼▼ beloning; Hebreeuws, achterste einde, of uiterste; dat is loon, of zalig einde. Zo wordt het loon genaamd, omdat hij het einde van het werk is, of het werk achterna volgt. God heeft het loon uit genade beloofd dengenen, die in zijne vreze tot het einde toe volharden. Vergelijk Psa 37:37 ; onder Pro 24:14 , Pro 24:20 . Elders betekent het een kwaad naloon en onzalig einde. Zie boven Pro 5:4 ; en de aantekening.
,
▼ 19Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg. ▼
,
▼ 20Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters; ▼
,
▼▼ onder de vleesvreters; Hebreeuws, onder degenen, die voor zich vlees slokken, of verslinden.
21Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen. ▼▼ sluimering Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk [naar eniger gevoelen] het begin en de genegenheid tot den slaap. Vervolgens is door het woord, dat wij hier in den tekst hebben, te verstaan de slaperigheid, te weten die uit luiheid en achteloosheid voortkomt.
22Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is. 23Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand. ▼▼ Koop Dat is, poog haar op allerlei eerlijke manier te verkrijgen, en wanneer gij haar verkregen hebt, verlaat haar en vergeet haar niet; gelijk de verkopers voor wat anders hunne waren omzetten.
,
▼▼ waarheid, Dat is, de rechte en ware kennis van alle dingen, rakende het geloof en den wandel, die wij moeten weten om God te behagen en zalig te worden.
24De vader des rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint, zal zich over hem verblijden. ▼▼ zich zeer verheugen; Hebreeuws, verheugende verheugen; dat is zeer verheugen te weten, omdat hij een rechtvaardigen en wijzen zoon heeft, dat is, die vroom, godvrezend en verstandig is.
25Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft. ▼▼ Laat uw vader Dat is, maak dat uw vader en uwe moeder zich verblijden, inziende uwe verstandigheid en deugdzaamheid.
,
▼▼ verheugen, Te weten voor den weedom, dien zij gehad heeft met u te baren.
26Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren. ▼▼ geef mij uw hart, Dat is, voeg en begeef uw verstand en uwen geest hiertoe, dat gij aanhoort, verstaat, aanneemt en onderhoudt mijne geboden.
,
▼▼ ogen Te weten, de ogen uws verstands.
,
▼▼ wegen bewaren Dat is, de wijze en manier van leven, die ik u beveel en voorschrijf, en inzonderheid van het vermijden der hoererij en des overspels.
27Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put. ▼
,
▼ 28Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. ▼▼ loert zij Te weten op degenen, die zij zoekt te verleiden en in haar onkuische liefde te verstrikken.
,
▼▼ een rover; Of, [een man] des roofs. Vergelijk Job 24:20 , en Job 35:13 en de aantekening. Anders: als [op] een roof. Vergelijk boven Pro 7:10-15 .
,
▼▼ vermenigvuldigt Dat is, zij is oorzaak, dat zeer vele mensen in boosheid vervallen en hunnen God ontrouw worden.
29Bij wien is wee? bij wien och arme? bij wien gekijf? bij wien het beklag? bij wien wonden zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? ▼▼ Bij wien Dit is een verhaal der plagen en ellenden, die uit de dronkenschap voortkomen, vragenderwijze voorgesteld. De vraag wordt beantwoord in vs.30.
,
▼▼ och arme? Het Hebreeuwse woord schijnt eigen te zijn dengenen, die om de armoede, waarin zij gevallen zijn, groot gekerm maken.
,
▼▼ beklag? Of ijdel geklap, of onnut gezwets en gesnater.
,
▼▼ wonden Of, slagen; te weten, die men lichtvaardiglijk op zijn hals haalt met kwaad te spreken door dronkenschap, of de dronkaards te vergezelschappen.
30Bij degenen, die bij den wijn vertoeven; bij degenen, die komen om gemengden drank na te zoeken. ▼▼ vertoeven; Dat is, lang blijven zitten, zonder van het drinken een einde te kunnen maken.
,
▼ 31Zie den wijn niet aan, als hij zich rood vertoont, als hij in den beker zijn verve geeft, als hij recht opgaat; ▼▼ Zie den wijn Te weten, met een onmatige begeerte.
,
▼
,
▼▼ recht opgaat; Hebreeuws, in, of met richtigheden gaat, of zich doet gaan; dat is, als hijzich in den beker beweegt en door zijne kracht, als met zandjes, opspringt en recht omhoog stijgt. Anders: recht ingaat.
32In zijn einde zal hij als een slang bijten, en steken als een adder. ▼▼ adder Anders: basilisk.
33Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken. ▼
,
▼▼ verkeerdheden Dat is, alle dingen, welke dienen om uw wellust te verzadigen; of ijdele, lichtvaardige en onnutte redenen, die haat, nijd en twist verwekken.
34En gij zult zijn, gelijk een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste van den mast slaapt. ▼▼ gij zult Te weten, die u met den drank overlaadt.
,
▼▼ gelijk een, Te weten, omdat uw hoofd zal ontsteld zijn door de dampen des dranks uit de maag rijzende, gelijk de zee door de winden, die over haar waaien.
,
▼
,
▼▼ die in het opperste Te weten, gelijk in de mars. Versta, een die in groot gevaar is van in enig zwaar ongeluk te vallen.
35Men heeft mij geslagen, zult gij zeggen, ik ben niet ziek geweest; men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld; wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem nog meer zoeken! ▼▼ Men heeft mij geslagen, Dit zijn de woorden, die Salomo den dronkaards toeëigent, kortelijk te kennen gevende dat ze zonder gevoel zijn, niet alleen des lichaams, omdat ze de slagen niet gevoelen, maar ook des geestes, omdat ze, den drank nauwelijks uitgeslapen hebbende, terstond weder daaraan willen.
,
▼▼ opwaken? Te weten van den wijn.
,
▼▼ hem nog meer zoeken Te weten den wijn.
Copyright information for
DutSVVA