Psalms 116
1Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen; ▼▼ heb lief, Te weten, den HEERE.
2Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen. ▼ 3De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. ▼▼ De banden Anders: de smarten.
,
▼▼ des doods hadden Dat is, die zo groot waren als de dood zelf; te weten als Saul met zijn machtig leger mij naderde; 1Sa 22:5-6 .
,
▼▼ de angsten der hel Dat is, die zo groot waren dat zij wel lichtelijk oorzaken van mijnen dood zouden geweest zijn en mij in het graf zouden gebracht hebben.
,
▼▼ getroffen; ik Hebr. gevonden.
4Maar ik riep den Naam des Heeren aan, zeggende: Och Heere! bevrijd mijn ziel. ▼▼ mijn ziel Dat is, mijn leven.
5De Heere is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende. ▼▼ rechtvaardig, En derhalve kan Hij niet lijden dat de zijnen onrechtvaardig onderdrukt worden.
6De Heere bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost. ▼▼ de eenvoudigen; Die zich niet verlaten op hun eigen kloekheid, maar op den Heere, wandelende oprechtelijk in zijne wegen.
,
▼▼ uitgeteerd, Of, uitgemergeld, dun worden; dat is, mijn verderf was zeer nabij.
7Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de Heere heeft aan u welgedaan. ▼▼ welgedaan Te weten, mij verlossende uit de hand van Saul.
8Want Gij, Heere! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot. ▼▼ mijn ziel gered Dat is, mij.
9Ik zal wandelen voor het aangezicht des Heeren, in de landen der levenden. ▼ 10Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest. ▼▼ Ik heb geloofd, Te weten, dat de HEERE mij verlossen zou.
,
▼
,
▼▼ sprak ik; Te weten, hetgeen het geloof mij ingaf in mijn grootste zwarigheden. Anders: als ik [zulks] sprak [hoewel] ik zeer bedrukt was. Anders: ik sprak, [nochtans] was ik zeer bedrukt.
11Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars. ▼
,
▼▼ Alle mensen zijn Te weten, allen tezamen en elkeen in het bijzonder, zodat men op geen mensen betrouwen mag, maar op den waren God alleen. Sommigen menen dat David uit menselijke zwakheid, naar de ongezienheid der zaak, getwijfeld heeft of hij ook te eniger tijd tot het beloofde koninkrijk zou komen.
12Wat zal ik den Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? ▼▼ Wat zal ik Anders: hoe.
,
▼ 13Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des Heeren aanroepen. ▼▼ der verlossingen Of des menigvuldigen heils. Alsof de profeet zeide: Ik zal den Heere openlijk danken vanwege al de verlossingen, die Hij mij gedaan heeft. Hij ziet op de wijze en gewoonte, die bij de dankoffers gehouden werd, als men na gedane offerande een heiligen maaltijd hield, in welken zij zich in den HEERE verheugden vanwege de ontvangen weldaden, Hem daarvoor dankende; en tot een teken van zulke vreugde en dankbaarheid, alsook van de broederlijke liefde en enigheid tussen degenen, die zulk een maaltijd genoten hadden, namen zij een beker met wijn en dronken allen daaruit. Zie 1Ch 16:2-3 .
14Mijn geloften zal ik den Heere betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk. ▼▼ Mijn geloften zal Die ik gedaan heb toen ik in groot gevaar des doods was, Saul met zijne heirlegers mij steeds vervolgde.
,
▼ 15Kostelijk is in de ogen des Heeren de dood Zijner gunstgenoten. ▼
,
▼ 16Och, Heere! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt. ▼▼ zekerlijk ik Alsof hij zeide: Dewijl ik U zo getrouwelijk dien, zo wil toch steeds doen blijken dat mijn leven kostelijk is in uwe ogen.
,
▼
,
▼▼ mijn banden Toen ik van Saul omring en genoegzaam besloten was in zijne handen en als gevangen.
,
▼ 17Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des Heeren aanroepen. ▼ 18Ik zal mijn gelofte den Heere betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk. ▼ 19In de voorhoven van het huis des Heeren, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah! ▼
Copyright information for
DutSVVA