Psalms 121
1Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. ▼ , ▼ 2Mijn hulp is van den Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft. ▼▼ Mijn hulp is Hij verklaart zijn vorige woorden, te kennen gevende dat hem eigenlijk van het gebergte de hulp of verlossing niet komen zou, maar van den HEERE, die een Heere is niet alleen van Kanaän, maar van de ganse wereld.
3Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. ▼
,
▼▼ uw bewaarder Dat is, de Heere, die u bewaart, zal geenzins verzuimen hetgeen tot uw best is strekkende.
4Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen. 5De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uw Schaduw, aan uw rechterhand. ▼ 6De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. ▼▼ zon zal u des De zin is: Hij zal u als met een wolk bedekken, gelijk Hij eertijds uwe voorouders gedaan heeft toen zij Egypte kwamen; Exo 13:21 ; Psa 78:14 ; Isa 49:10 ; Rev 7:15-16 .
,
▼ 7De Heere zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. ▼▼ De HEERE zal Sommigen nemen deze twee laatste verzen als een wens, aldus: de Heere beware u, enz.
8De Heere zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid. ▼
Copyright information for
DutSVVA