Psalms 125
1Een lied Hammaaloth. Die op den Heere vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid. ▼ , ▼ 2Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. 3Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht. ▼▼ de scepter der Of, roede, staf; dat is, de vervolgingen en slagen, het geweld en de heerschappij der boze en goddeloze mensen, die zich tot boosheid ten enenmale overgeven en de vromen niet vermogen, zullen niet altoos blijven over de vromen en de godzaligen. God bezoekt wel de zijnen tot zijne eer en tot hun best, maar Hij verlaat hen niet altoos.
,
▼
,
▼ 4Heere! doe den goeden wel, en dengenen, die oprecht zijn in hun harten. 5Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de Heere weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israël zijn! ▼▼ die zich neigen Dat is, die niet rechtuit zijn, maar dubbel, geveinsd en verkeerd.
,
▼▼ weg doen gaan Dat is, Hij zal hen doden, of straffen.
,
▼▼ met de werkers Dat is, Hij zal hen in enen graad stellen en evenzo straffen als degenen, die openbaar alle boosheid bedrijven.
,
▼▼ Vrede Of, vrede zij over Israël; dat is, tijdelijke en eeuwige welvaart.
,
▼▼ over Israël zijn Dat is, over het volk Gods.
Copyright information for
DutSVVA