Psalms 125:3

3Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht.
 de scepter der Of, roede, staf; dat is, de vervolgingen en slagen, het geweld en de heerschappij der boze en goddeloze mensen, die zich tot boosheid ten enenmale overgeven en de vromen niet vermogen, zullen niet altoos blijven over de vromen en de godzaligen. God bezoekt wel de zijnen tot zijne eer en tot hun best, maar Hij verlaat hen niet altoos.
,
 op het lot der Of, over het lot der [rechtvaardigen]. Dat is, over het land en de lieden dergenen, die God eren en vrezen, gelijk Jos 18:11 ; en 1Pe 5:3 .
,
 hun handen niet Dat is, door langdurige verzoeking overwonnen zijnde, onbehoorlijke middelen van verlossing bij de hand nemen; zie 1Co 10:13 , en Psa 37:8 .
Copyright information for DutSVVA