Psalms 128
1Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den Heere vreest, die in Zijn wegen wandelt. ▼ , ▼ 2Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan. ▼▼ Want gij Of, zekerlijk gij zult, of als gij zult eten.
,
▼
,
▼▼ zult gij zijn, Anders: zijt gij, en het zal u welgaan.
3Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel. ▼
,
▼▼ olijfplanten Die altijd groen zijn.
4Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den Heere vreest. 5De Heere zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens; ▼▼ De HEERE Of, de Heere zegene u uit Zion, dat gij moogt aanschouwen enz.
,
▼▼ uit Sion, Te Zion was de ark des verbonds, van welke zich God de Heere openbaarde, en waar het volk Gods verscheen om zijn gebed te doen.
,
▼▼ het goede van Dat is, gij zult zien den gelukkigen en vreedzamen staat van de kerk Gods, die te dezer tijd voornamelijk te Jeruzalem was, waar de godsdienst en de offeranden voornamelijk geoefend werden. Zie wijders de aantekening Job 7:7 . Hebr. ziet het goede, enz. Alzo in vs.6. Verg. Psa 37:3 .
6En gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israël! ▼
,
▼▼ Vrede Dat is, gelukzaligheid, welvaart.
,
▼▼ over Israël Dat is, over de kerk van God, die te dien tijde bestond uit de kinderen Israël.
Copyright information for
DutSVVA