Psalms 131
1Een lied Hammaaloth, van David. O Heere! mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk. ▼ , ▼ , ▼ 2Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij. ▼ , ▼▼ als een gespeend Hetwelk alle ding van zijne moeder verwacht en geheel aan haar hangt: alzo ben ik nederig, zachtmoedig, eenvoudig. Van de eenvoudigheid der jonge kinderen, zie Mat 18:1-3 .
3Israël hope op den Heere van nu aan tot in der eeuwigheid. ▼▼ Israël hope Dat is, het volk Israël, het volk Gods.
Copyright information for
DutSVVA