‏ Psalms 143

1Een psalm van David. O Heere! hoor mijn gebed, neig de oren tot mijn smekingen; verhoor mij naar Uw waarheid, naar Uw gerechtigheid.
 psalm van David Eenigen menen dat David dezen psalm gedicht heeft toen Absalom hem vervolgde; anderen, toen Saul hem najaagde.
,
 verhoor mij naar Alsof hioj zeide: Dewijl mij geweld en ongelijk geschiedt van mijne vijanden, zo bid ik U, o Heere, dat Gij als een rechtvaardig rechter, zulks niet langer wilt laten geschieden.
,
 naar uw gerechtigheid Dat is, om uwer gerechtigheid wil. Zie Psa 31:2 .
2En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
 ga niet in Dat is, roep mij niet in het gericht, en handel met mij niet naar mijne verdiensten. Zie Job 22:4 .
,
 zal voor Uw Te weten, door de werken der wet en zijnde in zichzelven als een zoon van Adam aangemerkt; zie Job 4:17 , en Job 9:2-3 , en Job 15:14 , en Job 25:4 ; zie de aantekening bij 1Ki 11:34 .
3Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn.
 Want de Deze woorden hangen aan het eerste vers van deze psalm. Zie vs.1.
,
 vijand vervolgt Te weten, Saul met zijn aanhang.
,
 mijn ziel, Dat is, mijn leven, of persoon, gelijk Psa 6:4 .
,
 hij vertreedt Dat is, hij tast mij zo hard aan dat ik nauwelijks leven in mij heb; of, hij zal mij en de mijnen haast vertreden, tenzij dat God ons uit zijne handen verlost.
,
 mijn leven ter Anders: mijn rot, mijn bende; dat is, allen die bij mij zijn. Zie Psa 141:7 .
,
 hij legt mij Dat is, hij maakt dat ik en degenen, die bij mij zijn, in duistere hoeken en gaten ons moeten verkruipen en verbergen. Want David had, met zijn krijgsvolk, zijn verblijf in een spelonk; Psa 142:1 .
,
 als degenen, Alsof hij zeide: Wij kruipen in holen en spelonken ie en onder de aarde, gelijk zijnde dengenen, die voorlang gestorven zijn en onder de aarde begraven liggen.
4Daarom wordt mijn geest overstelpt in mij, mijn hart is verbaasd in het midden van mij.
 overstelpt in mij, De zin is: Mij overvallen zoveel baren van den tegenspoed, de ene voor, de andere na, dat ik schier daaronder bezwijm en blijf.
,
 verbaasd in het Dit heet men gemeenlijk troosteloos. Anders: mijn hart ontzet zich zeer.
5Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen.
 gedenk aan de Alsof hij zeide: Wanneer ik mij in deze elllende en zwarigheid bevind, zo weet ik mij nergens beter mede te maken hoe Gij mij eertijds bijgestaan en verlost hebt. Het schijnt dat David hier voornamelijk ziet op dien tijd, toen hij, victorie bevochten hebbende over zijne vijanden, van het volk met juichen en vrolijkheid is ontvangen geweest; 1 Sam. 17, 18.
,
 Uw daden; Te weten, die Gij aan en door mij gedaan hebt.
6Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land. Sela.
 Ik breid mijn Zie de aantekening bij Psa 141:2 .
,
 als een dorstig Of, gelijk een dor land. Zie Psa 63:2 . De rede zou aldus voller zijn: Gelijk een dorstig of dor land naar regen dorst, alzo dorst mijne ziel naar U; Psa 42:2-3 .
7Verhoor mij haastelijk, Heere! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen.
 verberg Uw Dat is, wijk niet van mij en verlaat mij niet.
,
 dengenen, Dat is, dengenen die haast sterven zullen Psa 28:1 , en Psa 88:5 .
8Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op.
 Uw goedertierenheid Dat is, die blijde boodschap, aangaande de goedertierenheid, die Gij mij bewijzen zult, doende Saul terugkeren en aflaten van mij dus vijandig te vervolgen.
,
 in den morgenstond Dat is, vroeg, haast, zonder lang uitstel.
,
 maak mij bekend Dat is, leer mij wat ik doen zal om gevaar te ontgaan, waarin ik ben. Zie Psa 142:4 . Of maak mij bekend den weg, dien ik moet ingaan om U te behagen.
,
 mijn ziel Dat is, mijn gemoed.
,
 tot U op Als tot dien, welken ik houd voor mijn beschutter en noodhelper.
9Red mij, Heere! van mijn vijanden; bij U schuil ik.
 bij U schuil ik Te weten, onder de schaduw uwer vleugelen, gelijk de profeet spreekt Psa 57:2 .
10Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide mij in een effen land.
 Uw welbehagen Of, uwen wil, of uw welgevallen, of believen, gelijk Psa 40:9 .
,
 Gij zijt mijn Dien ik wil en moet gehoorzamen.
,
 Uw goede Geest Versta hier den Heilige Geest.
,
 in een effen land Dat is, op een weg, dien ik vrijmoedig gaan mag, zonder hinder of aanstoot; waarbij verstaan wordt de weg der gerechtigheid, in de wet Gods voorgeschreven; of David verstaat hier door den weg, het middel dat hij mocht voornemen en gebruiken om onbeschadigd zijnen vijand te ontkomen.
11O Heere! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid.
 maak Of, behoud mij in het leven.
,
  mij levend, Die schier dood ben. Zie vs.3, 7.
,
 om Uws Naams Dat is, opdat ik uwen naam roeme en prijze, Psa 142:8 .
,
 mijn ziel uit Dat is, mijn leven, mijn persoon.
12En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht.
  roei mijn vijanden uit . . . breng hen om Hier ziet de profeet op de belofte, die God Abraham en zijnen zade gedaan heeft, Gen 12:3 .
,
 want ik ben Uw Dat is, ik dien U met vleit, achtervolgens de bevelen uwer wet.
Copyright information for DutSVVA