Psalms 143
1Een psalm van David. O Heere! hoor mijn gebed, neig de oren tot mijn smekingen; verhoor mij naar Uw waarheid, naar Uw gerechtigheid. ▼▼ psalm van David Eenigen menen dat David dezen psalm gedicht heeft toen Absalom hem vervolgde; anderen, toen Saul hem najaagde.
,
▼▼ verhoor mij naar Alsof hioj zeide: Dewijl mij geweld en ongelijk geschiedt van mijne vijanden, zo bid ik U, o Heere, dat Gij als een rechtvaardig rechter, zulks niet langer wilt laten geschieden.
,
▼ 2En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. ▼
,
▼ 3Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn. ▼▼ Want de Deze woorden hangen aan het eerste vers van deze psalm. Zie vs.1.
,
▼▼ vijand vervolgt Te weten, Saul met zijn aanhang.
,
▼
,
▼▼ hij vertreedt Dat is, hij tast mij zo hard aan dat ik nauwelijks leven in mij heb; of, hij zal mij en de mijnen haast vertreden, tenzij dat God ons uit zijne handen verlost.
,
▼
,
▼
,
▼▼ als degenen, Alsof hij zeide: Wij kruipen in holen en spelonken ie en onder de aarde, gelijk zijnde dengenen, die voorlang gestorven zijn en onder de aarde begraven liggen.
4Daarom wordt mijn geest overstelpt in mij, mijn hart is verbaasd in het midden van mij. ▼▼ overstelpt in mij, De zin is: Mij overvallen zoveel baren van den tegenspoed, de ene voor, de andere na, dat ik schier daaronder bezwijm en blijf.
,
▼▼ verbaasd in het Dit heet men gemeenlijk troosteloos. Anders: mijn hart ontzet zich zeer.
5Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen. ▼▼ gedenk aan de Alsof hij zeide: Wanneer ik mij in deze elllende en zwarigheid bevind, zo weet ik mij nergens beter mede te maken hoe Gij mij eertijds bijgestaan en verlost hebt. Het schijnt dat David hier voornamelijk ziet op dien tijd, toen hij, victorie bevochten hebbende over zijne vijanden, van het volk met juichen en vrolijkheid is ontvangen geweest; 1 Sam. 17, 18.
,
▼▼ Uw daden; Te weten, die Gij aan en door mij gedaan hebt.
6Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land. Sela. ▼
,
▼▼ als een dorstig Of, gelijk een dor land. Zie Psa 63:2 . De rede zou aldus voller zijn: Gelijk een dorstig of dor land naar regen dorst, alzo dorst mijne ziel naar U; Psa 42:2-3 .
7Verhoor mij haastelijk, Heere! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen. ▼▼ verberg Uw Dat is, wijk niet van mij en verlaat mij niet.
,
▼ 8Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op. ▼▼ Uw goedertierenheid Dat is, die blijde boodschap, aangaande de goedertierenheid, die Gij mij bewijzen zult, doende Saul terugkeren en aflaten van mij dus vijandig te vervolgen.
,
▼▼ in den morgenstond Dat is, vroeg, haast, zonder lang uitstel.
,
▼
,
▼▼ mijn ziel Dat is, mijn gemoed.
,
▼▼ tot U op Als tot dien, welken ik houd voor mijn beschutter en noodhelper.
9Red mij, Heere! van mijn vijanden; bij U schuil ik. ▼ 10Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide mij in een effen land. ▼
,
▼▼ Gij zijt mijn Dien ik wil en moet gehoorzamen.
,
▼▼ Uw goede Geest Versta hier den Heilige Geest.
,
▼▼ in een effen land Dat is, op een weg, dien ik vrijmoedig gaan mag, zonder hinder of aanstoot; waarbij verstaan wordt de weg der gerechtigheid, in de wet Gods voorgeschreven; of David verstaat hier door den weg, het middel dat hij mocht voornemen en gebruiken om onbeschadigd zijnen vijand te ontkomen.
11O Heere! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid. ▼▼ maak Of, behoud mij in het leven.
,
▼▼ mij levend, Die schier dood ben. Zie vs.3, 7.
,
▼▼ om Uws Naams Dat is, opdat ik uwen naam roeme en prijze, Psa 142:8 .
,
▼▼ mijn ziel uit Dat is, mijn leven, mijn persoon.
12En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht. ▼
,
▼▼ want ik ben Uw Dat is, ik dien U met vleit, achtervolgens de bevelen uwer wet.
Copyright information for
DutSVVA