Psalms 15:3
3Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; ▼▼ opneemt Versta, in den mond, of op de lippen. Verg. onder
Psa 16:4 , dit kan men verstaan zo van eerst uitgeven, als van het aannemen en verspreiden der lasteringen, die van anderen zijn uit gestrooid. Zie
Exo 23:1 ;
Lev 19:16 ;
Psa 69:8 ;
Eze 36:15 .