Psalms 150
1Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte! ▼▼ Looft God Dit woord staat hier en in de volgende verzen in het getal van velen: Looft gijlieden.
,
▼
,
▼ 2Looft Hem vanwege Zijn mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid! ▼
,
▼▼ naar de menigvuldigheid Of, naar de veelheid zijner heerlijkheid; dat is, vanwege zijne grote en menigvuldige macht en heerlijkheid.
3Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp! 4Looft Hem met de trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel! ▼
,
▼ 5Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! ▼▼ hel klinkende Of, lieflijk klinkende. Hebr. hoorcimbalen; dat is, die lieflijk zijn om aan te horen; deze muziekinstrumenten waren van metaal, als schellen of bellen.
6Alles, wat adem heeft, love den Heere! Hallelujah! ▼▼ Alles, wat Hebr. alle adem. Zie de aantekening bij Gen 7:22 . Deze woorden verklaart de apostel Johannes breder aldus: En alle schepsel, dat in de hemel is en op de aarde en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, die op den troon zit, en het Lam zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid; Rev 5:13 .
Copyright information for
DutSVVA