Psalms 19
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [019:2] De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. ▼ , ▼▼ vertellen Dat is, geven ons stof om Gods almacht, wijsheid en goedheid te vertellen.
,
▼ 2[019:3] De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. ▼▼ De dag Dat is, elke dag, en nacht, steeds op elkander volgende, de een aan den ander.
,
▼ 3[019:4] Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. ▼▼ Geen Dat is, hoezeer verscheidenen de talen en woorden der mensen ook mogen zijn, zulks dat de een den ander niet kan verstaan, zo is nochtans [om zo te spreken] de taal dezer schepselen en werken van Gods hand bij allen verstaanbaar, dat men kan weten wat zij ons willen zeggen. Anders [zij hebben] gene spraak en gene woorden, [nochtans] wordt hunne stem gehoord; dat is, verstaan. Zie Gen 11:7 .
,
▼▼ hun Te weten, der hemelen, uit vs.2.
4[019:5] Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon. ▼▼ richtsnoer Dat is, hun uitermate schoon gebouw, alsof het met een richtsnoer afgemeten en daarnaar gemaakt ware; zie Zec 1:16 , en Job 38:5 ; of, linie, regel, voorschrift, schrift; dat is, het is of zij ons met grove lijnen en letteren schreven en leerden van hunnen Schepper. Verg. Isa 28:10 ; waarop de apostel dit toegepast heeft; zie Rom 10:8 .
,
▼▼ tent Dit wordt in het volgende vs.6 verklaard.
5[019:6] En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen. ▼
,
▼ 6[019:7] Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte. ▼▼ niets Of, niemand. Versta, waar de zon schijnt.
7[019:8] De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des Heeren is gewis, den slechten wijsheid gevende. ▼
,
▼
,
▼▼ getuigenis Zijn woord, getuigende van zijn wezen, wil en werken.
,
▼ 8[019:9] De bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de ogen. ▼
,
▼ 9[019:10] De vreze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des Heeren zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. ▼▼ vreze God vrezen en eren, idem in zijne wegen wandelen, worden met elkander verwisseld, Isa 29:13 ; verg. met Mat 15:9 , en 2Ch 6:31 , met 1Ki 8:40 , en Psa 128:1 . Zodat men hier door kinderlijke vreze, waarmede de kinderen Gods uit het geloof Hem eren, bekwamelijk kan verstaan de leer van de ware religie en godsdienst, zijnde rein van alle vuiligheid der menselijke verdichtselen en medebrengende reinheid der harten en handen, Psa 24:4 .
,
▼▼ waarheid, Dat is, zeer of in alle manieren waarachtig, niet dan enkele waarheid.
10[019:11] Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. ▼▼ honigzeem Hebr. het vloeiende der honingraten; dat is, dat uit de honingraten vanzelf zonder persen vloeit, ongepijnden honing.
11[019:12] Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon. ▼▼ klaarlijk Het Hebr. woord betekent blinken, klaar schijnen; en voorts vermamanen, waarschuwen; waardoor de mens een licht en klaarheid bekomt voor zijn ziel, mitsgaders nuttigheid, profijt en voordeel. Verg. Eze 3:18-21 .
,
▼▼ loon Het Hebr. woord betekent eigenlijk de hiel, de verzenen, [ Gen 3:15 , en Gen 25:26 ] , en wordt voorts genomen voor het einde van een ding, [gelijk hoofd voor het begin] en wijders voor uitkomst, geluk, voordeel, beloning; omdat zij in het einde en op het laatst komen; gelijk een ander woord, betekende eigenlijk het achterste, ook alzo gebruikt wordt. Zie Pro 23:18 . Dat nu God de gehoorzaamheid zijner kinderen, niettegenstaande hunne onvolmaaktheid, met grote beloften vereert, dezelve voor aangenaam houdt en beloont, dat geschiedt niet naar hunne verdiensten, maar uit genade om de verdiensten van Jezus Christus' wil.
12[019:13] Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. ▼
,
▼▼ verborgene Die ik niet zie of merk.
13[019:14] Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. ▼▼ trotsheden Of. moedwilligheden; dat is, moedwillige zonden, die willens en wetens, en met opzet, hoogmoed en verachting Gods geschieden.
,
▼
,
▼
,
▼▼ grote Of, vele, vermenigvuldigde.
14[019:15] Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o Heere, mijn Rotssteen en mijn Verlosser! ▼
Copyright information for
DutSVVA