Psalms 25
1Een psalm van David.Aleph
. Tot U, o Heere! hef ik mijn ziel op. ▼ 2Beth
. Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij. ▼▼ beschaamd Dat dengenen wedervaart, die in hun hoop en vertrouwen bedrogen worden.
,
▼▼ vijanden Saul met de zijnen, waarop deze psalm voornamelijk schijnt te slaan.
,
▼▼ over mij Of, mijnenthalve, mijnentwege.
3Gimel
. Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak. 4Daleth
. Heere! maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. ▼ , ▼▼ bekend Te weten, door uw woord en Heiligen Geest.
5He. Vau
. Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den gansen dag. ▼ , ▼ , ▼▼ U verwacht Dat is, uw genadige hulp en verlossing.
6Zain
. Gedenk, Heere! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid. ▼ 7Cheth
. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o Heere! ▼ 8Teth
. De Heere is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg. ▼▼ zondaars Over welken Hij zich, naar zijne goedheid, ontfermt tot hunne bekering, en dien Hij naar zijne rechtheid of gerechtigheid den rechten weg wijst, dien Hij den boetvaardigen in zijn Woord heeft voorgeschreven. Verg. vs.9, 12.
9Jod
. Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren. ▼▼ zachtmoedigen Zie Psa 10:17 ; het woord , recht, of oordeel, schijnt hier verklaard te zijn door Gods weg, gelijk volgt, gelijk ook elders door Gods recht zijn Woord en lering verstaan wordt. Anders zou men dit mogen vergelijken met Jer 10:24 , alsof de profeet zeide: God zal de zachtmoedigen met oordeel, dat is, rede, maat en zachtmoedigheid leiden, en in alles gunstiglijk en vaderlijk regeren, enz. Zie de aantekening bij Jer 10:24 , en verg. hier het volgende vs.14 met de aantekening.
10Caph
. Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren. ▼ , ▼▼ waarheid Of, trouw.
,
▼▼ verbond Die de beloften zijns verbonds met geloof aannemen en daarop een godvruchtig leven leiden. Van het verbond Gods, zie Jer 31:31-33 , enz. Heb 8:6 , Heb 8:8-9 , enz.
11Lamed
. Om Uws Naams wil, Heere! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot. ▼▼ groot Of, menigvuldig.
12Mem
. Wie is de man, die den Heere vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen. ▼ , ▼ 13Nun
. Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beërven. ▼▼ vernachten Of, herbergen, verblijden. De zin is: de godvruchtigen zullen met hun gelovig zaad den zegen des Heeren genieten, niet alleen in het eeuwige en geestelijke, maar ook in het tijdelijke en lichamelijke. Verg. Psa 1:1 . dergelijke beloften vindt men zeer veel in dit boek, die nochtans het kruis geenzins uitsluiten, gelijk hier klaarlijk blijkt. Zie vs.16,17, enz. Anders, het land; te weten, Kanaän, genoemd het land der belofte, Heb 11:9 , Abraham en zijn zaad beloofd, zijnde een voorbeeld en pand van het hemelse Kanaän en in de Schriftuur heerlijk geroemd. Zie verder Psa 37:29 .
14Samech
. De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken. ▼▼ verborgenheid Die Hij in zijn Woord [inzonderheid in het heilige Evangelie, van zijne liefde en genade in den Messias ] geopenbaard heeft, gelijk door het volgende woord, verbond, verklaard wordt. Verg. Pro 3:32 , en zie Rom 16:25 ; 1Co 2:7 en 1Co 4:1 ; Eph 3:3-4 , Eph 3:9 ; Col 1:26-27 ; 1Ti 3:9 , 1Ti 3:16 .
,
▼▼ die Te weten, die verborgenheid en dat verbond, en dat door zijn Woord en Geest.
15Ain
. Mijn ogen zijn geduriglijk op den Heere, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren. ▼ , ▼▼ net Dat mijne vijanden leggen om mij te vangen.
16Pe
. Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig. ▼ , ▼ 17Tsade
. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden. ▼▼ wijd Zijn veel en menigerlei, nemen zeer toe. Hebr. eigenlijk, hebbe zich verwijderd.
18Resch
. Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden. ▼ , ▼▼ neem weg Dat is, vergeEf. Het Hebr. woord betekent eigenlijk opheffen, dragen, op of wegnemen, en wordt voorts gebruikt van vergeving der zonden. Verg. Psa 32:1 , met Rom 4:7 ; versta, om Christus' wil, die gezegd wordt onze zonden gedragen en weggenomen te hebben, Joh 1:29 ; 1Pe 2:24 . Wat anders is het als iemand gezegd wordt zijn eigen zonden of ongerechtigheid te dragen. Zie daarvan Lev 5:1 .
19Resch
. Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat. ▼ , ▼▼ vermenigvuldigen Of, zijn, of worden machtig.
,
▼▼ wreveligen Hebr. haat des wrevels, of gewelds.
20Schin
. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U. ▼ 21Thau
. Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U. ▼ 22O God! verlos Israël uit al zijn benauwdheden. ▼
Copyright information for
DutSVVA