Psalms 30:7-8
7[030:8] Want, Heere! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt. ▼▼ Gij hadt Hebr. Gij hadt op mijnen berg strekte doen staan. de zin is, omdat God zijn rijk bevestigd had, meende hij niet dat hem zou bejegenen hetgeen hem nochtans door Absalom zo haastelijk overkwam. Door zijn berg kan men verstaan zijn koninkrijk [verg. Dan 2:35 , Dan 2:44 ] en koninklijke hoogheid, of den berg Zion, waar hij zijn koninklijk hof hield.
,
▼
,
▼▼ verschrikt Of, ontsteld, beroerd.
8[030:9] Tot U, Heere! riep ik, en ik smeekte tot den Heere:
Copyright information for
DutSVVA