Psalms 37

1Een psalm van David.

Aleph

. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
 Alef Van het Hebr. A, b, zie op op den titel van den 25sten Psalm.
,
 boosdoeners Die op aarde voorspoedig en gelukkig zijn, gelijk in het volgende verklaard wordt; waaruit blijkt dat de schone beloften, die in dezen psalm en elders den vromen gedaan worden, den tijdelijken voorspoed der bozen en het kruis of tegenspoed der vromen niet uitsluiten; zodat deze psalm [gelijk ook ander] bijzonderlijk dient om de ergenis, die de vromen daaruit zouden mogen scheppen, voor te komen. Zie ook Psa 34:13 . Maar in dit alles blijft Gods zegen over de vromen en de vloek op de goddelozen, zodat die eeuwiglijk zalig, en deze integendeel eeuwig verloren zullen zijn. Verg. Job 9:23 . Psa 73:2 . enz.
2Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen.
 groene Hebr. de groente van het jonge gras.
,
  afvallen Of, verwelken, gelijk de afvallende bladeren; gelijk Psa 1:3 . zie aldaar.
3

Beth

. Vertrouw op den Heere, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid.
 bewoon Dat is, zo zult gij de aarde in het algemeen, en het land Kanaän [dat een voorbeeld was van het hemelse] in het bijzonder, bewonen en u voeden, of gevoed worden, enz. alzo vs.27, en elders. Zulke beloften, gebiedenderwijze gesproken, zijn zeer krachtig, als voerende de vromen in dadelijke genieting en bezit van hetgeen beloofd wordt. Verg. Pro 3:3 .
,
 voed Hebr. weid u, of wordt geweid; dat is, de Heere zal u getrouwelijk voeden, naar zijne beloften, gelijk in het volgende verklaard wordt. Of, onderhoud uzelven met de overdenking van Gods getrouwe beloften, die niet feilen. Sommigen nemen het Hebr. woord emuna voor zekerheid, bestendigheid; dat is, ene bestendige en vaste staat dien God den vromen toezegt, zelfs in het midden van het kruis, waar der goddelozen vreugde als gras des velds haast verdwijnt. Verg. Pro 2:7 .
4En verlustig u in den Heere, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten. 5

Gimel

. Wentel uw weg op den Heere, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
 Wentel Of, rol uwen weg; dat is, draag al uw voornemen en doen, zorg, bekommernis, den Heere op, beveel het Hem; zie Psa 22:9 . en verg. Mat 6:25 . enz. en Luk 12:22 . enz.
,
 maken Of, uitvoeren, uitrichten.
6En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag.
 licht Der zon, of des daags, dat is, dat zij zo klaar blijke als de zon op den hellen middag schijnt. Verg. Job 5:14 .
7

Daleth

. Zwijg den Heere, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
 Zwijg Dat is, murmureer niet tegen den Heere, maar neem het op met geduld. Zie van zulk stilzwijgen, of stilte des gedulds en der hoop, Psa 39:10 ; Psa 62:2 , Psa 62:6 ; Psa 65:2 . Isa 30:15 . Lam 3:26-28 . Zep 1:7 .
,
 verbeid Anders, draagt smart om zijnentwil.
,
  wiens Dat is, wiens voornemen en doel wel gelukt, al deugt het niet.
,
 uitvoert Hebr. doet.
8

He

. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
 kwaad Dat is, alzo dat gij u zoudt vergrijpen met twijfeling aan Gods voorzienigheid en trouw, of met alval, dat gij der goddelozen exempel zoudt begeren te volgen, omdat bij hen alles voor den wind schijnt te zijn. Zie Psa 125:3 .
9Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den Heere verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten. 10

Vau

. En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen.
 weinig Hij zal maar een korte tijd de vromen kwellen. Zie Psa 30:6 .
,
 plaats Waar hij stond, bloeiende als een schone boom, onder, vs.35,36.
,
 hij zal Of, zij; te weten, zijne plaats; dat is zijne woning, hijzelf met al zijn staat en heerlijkheid. Zie Job 7:10 . met de aantekening.
11De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten vrede.
 zachtmoedigen Zie Psa 10:15 .
,
 groten Hebr. grootheid, of, veelheid van vrede; dat is, grote welvaart, veelvoudige welstand, voornamelijk in het geestelijke. Verg. Isa 48:18 . en zie Gen 37:14 .
12

Zain

. De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden.
 knerst Gelijk Psa 35:16 . Zie aldaar.
13De Heere belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.
 belacht Zie Psa 2:4 .
,
 zijn dag De dag der wraak des Heeren, of de dag van des goddelozen verdrf en ondergang, hem door Gods rechtvaardig oordeel toegelegd. Zie Job 18:20 . Jer 17:18 ; Jer 18:17 . Eze 7:10 , Eze 7:12 ; Eze 27:27 ; Eze 30:2-3 , Eze 30:9 ; Eze 32:10 . Hos 1:11 . Anders wordt ook iemands dag bloot genomen voor des mensen strefdag, gelijk Job 15:32 ; alsook des mensen tijd, Ecc 7:17 .
14

Cheth

. De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
 uitgetrokken Hebr. geopend; omdat de schede door het uittrekken van het zwaard geopend wordt.
,
 gespannen Hebr. getreden. Zie Psa 7:13 .
,
 ellendige Deze titels der vromen verklaren de belofte, die hun God hier doet. Zie vs.1, en verg. vs.16, 19, 21, 25,26.
,
 weg zijn Dat is, van leven en wandel; alzo vs.23.
15Maar hun zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen verbroken worden.
 zwaard Dat is, hunne aanslagen zullen tot hun eigen verderf strekken.
16

Teth

. Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen.
 beter Als rechtvaardig bezeten en godvruchtelijk gebruikt.
,
 overvloed Hebr. eigenlijk, veelheid, menigte; te weten, van goederen, dat is, rijkdom, gelijk Ecc 5:9 .
17Want de armen der goddelozen zullen verbroken worden; maar de Heere ondersteunt de rechtvaardigen.
 armen Dat is, hunne macht, middelen en geweld. Zie Job 22:8 .
18

Jod

. De Heere kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven.
 De HEERE Verg. Psa 1:6 .
,
 dagen der Dat is, den staat huns levens, hoe zij hun tijd doorbrengen, in kruis, vroomheid en geduld. Verg. Psa 31:16 .
,
 oprechten Zie Gen 6:9 . alzo onder vs.37.
,
 blijven Hebr. zijn; alzo Jer 17:8 ; Jer 27:22 ; Jer 32:5 . Dan 1:21 ; enz.
19Zij zullen niet beschaamd worden in den kwaden tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden.
 kwade Of, tentijde des kwaads; dat is, als allerlei ongeval en ellenden omgaan, gelijk volgt van den honger.
20

Caph

. Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des Heeren zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.
 kostelijkste dat is, het vette, dat men houdt voor het beste en kostelijkste, en naar de wet Gods in de offeranden met vuur moest verteerd worden, waarop de profeet in deze gelijkenis schijnt te zien. Zie Lev 3:10-11 , Lev 3:14-16 . Of, de kostelijkste lammeren. Hebr. de kostelijkste der lammeren. Anders, het kostelijkste der velden, of weiden; omdat hHet Hebr. woord elders alzo ook genomen wordt.
21

Lamed

. De goddeloze ontleent en geeft niet weder; maar de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft.
 ontfermt Of, handelt goediglijk, gunstiglijk, liberalijk.
22Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden.
 zijn gezegenden Dat is, die van den HEERE gezegend zijn; alzo terstond, zijn vervloekten, dat is, die van Hem vervloekt zijn, vs.20, alwaar gesproken is van de vijanden des HEEREN. Zie Mat 25:34 , Mat 25:41 . en aangaande de manier van spreken, verg. Psa 69:27 , Psa 69:34 . Isa 16:4 .
23

Mem

. De gangen deszelven mans worden van den Heere bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg.
 gangen Of, treden, stappen.
,
  mans Die van den Heere gezegend is, uit het voorgaande vs.22, of des rechtvaardigen, uit vs.21.
,
 bevestigd Of, gestierd, gericht; dat is, Hij regeert en zegent zijn voornemen, en of hij somtijds aan het vallen mocht geraken, zo bewaart Hij hem toch dat hij niet ten enenmale vervalle; maar richt hem weder op, gelijk volgt.
24Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de Heere ondersteunt zijn hand.
 valt Verg. Pro 24:16 .
25

Nun

. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
 jong Of, een jongeling. Zie Jer 1:6 .
,
 zaad Dat is, zijne kinderen en nakomelingen, alzo vs.26, 28, tenware het God beliefde naar zijn vrij en vaderlijk welbehagen zijne kinderen met armoede en hongersnood tot zijne eer en hun best te beproeven en oefenen, waarin Hij hen nochtans niet verlaat, maar allermeest bijstaat en sterkt, zodat zij vergenoegd en als verzadigd zijn. Zie vs.1, 14, idem vs.19, en verg. Luk 16:20-21 . 2Co 11:27 . Phi 4:11 . Heb 11:37 .
26Den gansen dag ontfermt hij zich, en leent; en zijn zaad is tot zegening.
 tot zegening Of, in zegening; dat is, wordt van God gezegend, ervende den zegen Abrahams. Verg. Gen 12:2 . idem 1Pe 3:9 .
27

Samech

. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
 woon Zie op vs.3.
28Want de Heere heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.
 gunstgenoten Zie Psa 4:4 .
,
29De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in eeuwigheid daarop wonen.
 De rechtvaardigen Dit vers begint niet van de letter Ajin, gelijk naar de orde van het Hebr. A, B, zou zijn.
,
 aarde Hoewel zij vreemdelingen op aarde zijn, nochtans zullen zij in het land der beloften, [zijnde een pand van het hemelse] en voorts waar zij op aarde zijn, in het midden van de ongerustheid der goddelozen en de onzekerheid des levens, onder de vaderlijke bescherming en het toezicht Gods, door het geloof, vertrouwen en de zalige hoop, een bestendigen, zekeren en gerusten staat hebben, als rechte bezitters en erfgenamen van alle zegeningen Abrahams in den eniggeboren Zoon Gods, den Messias; Rom 8:17 ; Gal 3:14 .
30

Pe

. De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht.
 het recht Of, wat recht is. Zie Job 34:4 .
31De wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet slibberen.
 hart Verg. Deu 6:6 . Jer 31:33 . Heb 8:10 .
,
 zullen Hebr. zal niet waggelen, of slibberen; dat is, niet een zijner gangen zal slibberen of wankelen; dat is, hij zal voor misval en verderf, of voor afval van Gods wet behoed worden. Verg. het volgende en voorgaande. vs.30, en vs.32.
32

Tsade

. De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden.
33Maar de Heere laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt.
 geoordeeld Als hij voor recht gesteld wordt, zal hij een gunstigen en genadigen God hebben.
34

Koph

. Wacht op den Heere, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
 zien Met lust en vreugde in den Heere; of, als de goddelozen worden uitgeroeid, zult gij het aanzien.
35

Resch

. Ik heb gezien een gewelddrijvenden goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom.
 gewelddrijvende Of, verschrikkelijke tiran.
,
  goddeloze Hoedanig geweest zijn, Saul, Doëg, Absalom, Achitofel, enz.
,
 uitbreidde Of, zich ontdoende. Hebr. eigenlijk, zich ontblotende; omdat de stam, die tevoren, [als de takken klein en dicht aan elkander rondom het bovenste van den stam waren] als bedekt was, daarna, als de takken groot worden en zich uitbreiden, ontbloot wordt.
,
 inlandse Of, zelfs gewassen, die niet elders gebracht en overgeplant is, maar uit zijn eigen natuurlijken grond is opgekomen, daarop staande gebleven, en gemeenlijk langer duurt en beter groeit dan een die verplant is. Het Hebr. woord betekent ook een inboorling, gesteld tegen een vreemdeling, Exo 12:19 . Lev 16:29 . sommigen verstaan hier een laurierboom, anderen een cederboom, doch de eigen betekent van het woord is in den tekst gevolgd.
36Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.
 ging door Dat is, hij verdween haastelijk als een doorgaande wolk, die in korten tijd verdwijnt. Anders, men ging er voorbij, enz.
37

Schin

. Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn.
 oprechte Hebr. rechten, richtigen, enz. Zie boven Psa 7:11 .
,
 einde van Hebr. achterste, uiterste, laatste. Verg. Deu 32:20 ; Pro 14:12 . Dat is, hij zal ten laatste welvaren, het zal hem eindelijk welgaan; dat zult gij bevinden zo gij daarop acht geeft. Anders, want daar is loon voor den vreedzamen man. Sommigen verstaan het van de nakomelingen, alzo in het volgende. Verg. Psa 109:13 . Jer 31:17 .
38Maar de overtreders worden te zamen verdelgd; het einde der goddelozen wordt uitgeroeid.
 einde der Dat is, de goddelozen worden ten laatste uitgeroeid, gelijk een boom met wortel en al.
39

Thau

. Doch het heil der rechtvaardigen is van den Heere; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid.
40En de Heere zal hen helpen, en zal hen bevrijden; Hij zal ze bevrijden van de goddelozen, en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem.
Copyright information for DutSVVA