Psalms 40
1Davids psalm, voor den opperzangmeester. [040:2] Ik heb den Heere lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord. ▼ , ▼▼ lang Hebr. verwachtende verwacht.
,
▼ 2[040:3] En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt. ▼▼ ruisenden Hebr. kuil, of, put van het geruisch; waar de wateren steeds opwellene en opbobbelende bruisen en groot en vele waren, dat er menselijk geen uitkomen was.
,
▼ 3[040:4] En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien, en vrezen, en op den Heere vertrouwen. ▼
,
▼ 4[040:5] Welgelukzalig is de man, die den Heere tot zijn vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen, en die tot leugen afwijken. ▼▼ tot zijn Alzo dat hij op Hem alleen vertrouwt.
,
▼▼ leugen Dat is, valse, afgodische, ijdele, bedriegelijke hulp, troost en toeverlaat.
5[040:6] Gij, o Heere, mijn God! hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen. ▼
,
▼▼ vele Of, groot.
,
▼▼ menigvuldiger Hebr. sterker. Te weten, in getal; alzo vs.13.
6[040:7] Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; Gij hebt mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist. ▼▼ Gij Dat zijn de woorden des Heeren Christus; die David door den profetischen geest hier, aldus tot zijnen Vader sprekende, invoert. Zie Heb 10:5-7 .
,
▼
,
▼▼ oren Dat is, mij tot uw dienst verplicht om het middelaarsambt op mij te nemen en uw volk van zonden te verlossen; waartoe Gij mij een lichaam bereid hebt, om dat voor des volks zonden op te offeren [gelijk de apostel dit verklaart met de woorden der Griekse overzetting, Heb 10:5 , Heb 10:10 ] . De manier van spreken in genomen van de wijze onder de Joden naar Gods wet gebruikt in het verplichten van dienstknechten. Zie Exo 21:6 . Deu 15:17 .
7[040:8] Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven. ▼
,
▼▼ rol Van het woord rol, zie Ezr 6:2 . Jer 36:2 . en versta hierdoor de boeken van Mozes, in welke verscheidene zeer heerlijke profetieën van Christus gevonden worden, waarvan de eerste gegeven is in het Paradijs, Gen 3:15 . en vervolgens aan de patriarchen, en voorts zijn de sacramenten en al de offeranden voorbeeldingen op Christus geweest. Zie Luk 24:27 . Heb 8:5-6 ; Heb 9:8-9 ; Heb 10:1 . enz.
8[040:9] Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands. ▼
,
▼ 9[040:10] Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; Heere! Gij weet het. ▼▼ boodschap Of, Evangeliseer, heb geëvangeliseerd, en zo in het volgende.
,
▼
,
▼ 10[040:11] Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente. 11[040:12] Gij, o Heere! zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden. 12[040:13] Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten. ▼▼ kwaden Dat is, zwarigheden, ellenden; alzo vs.15.
,
▼▼ ongerechtigheden Indien men dit van de zonden verstaat, zo spreekt David dit voor zichzelven en niet van den Heere Christus, die het onbevlekte Lam Gods en zonder zonde geweest is; hoewel hij anderzins voor onze zonden als borg heeft willen betalen, 2Co 5:21 . en hare straf dragen, Isa 53:5-6 , Isa 53:8 , Isa 53:10-11 . gelijk men het woord ongerechtigheden hier ook kan nemen voor straffen der ongerechtigheden. Zie Psa 31:11 . Alzo is het voorgaande woord kwaden ook genomen voor het kwaad der straf, dat is lijden, ellende, enz.
,
▼▼ dat ik Anders, en ik heb haar niet kunnen overzien; te weten, vanwege de menigte.
,
▼ 13[040:14] Het behage U, Heere! mij te verlossen; Heere! haast U tot mijn hulp. ▼ 14[040:15] Laat hen te zamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden, en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. ▼
,
▼▼ kwaad Gelijk boven, vs.13.
15[040:16] Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha! ▼▼ verwoest Of, verbaasd.
,
▼
,
▼ 16[040:17] Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De Heere zij groot gemaakt! ▼ 17[040:18] Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet. ▼
,
▼▼ vertoef Hebr. wees niet achter.
Copyright information for
DutSVVA