Psalms 77
1Een psalm van Asaf, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. [077:2] Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen. ▼ , ▼ 2[077:3] Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heere; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. ▼▼ uitgestrekt Tot God met gedurig bidden, of, uitgebreid, eigenlijk uitgeschud, uitgestort, gelijk degenen, die misbaar bedrijven, de handen nu samenslaan dan vaneen werpen, idem heen en weder bewegen, naar de gesteltenis des harten. Anders, overgoten, of overstort, te weten met tranen.
,
▼ 3[077:4] Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela. ▼
,
▼
,
▼ 4[077:5] Gij hieldt mijn ogen wakende; ik was verslagen, en sprak niet. ▼▼ wakende; Hebr. Gij hieldt de wachten mijner ogen; dat is, [gelijk sommigen verstaan] mijne oogleden. De zin is: Gij hieldt mij wakker, dat ik niet kon slapen, vermits de gedurigheid van het kruis en de droefheid.
,
▼ 5[077:6] Ik overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen. ▼
,
▼ 6[077:7] Ik dacht aan mijn snarenspel; in den nacht overleide ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht: ▼▼ snarenspel; Hoe ik God in voortijden met vreugde placht te danken voor zijne weldaden.
,
▼▼ onderzocht Om het rechte verstand hiervan te bekomen. Verg. Psa 73:16-17 . Hieruit zijn de volgende woorden van den profeet gesproten, alsof hij zeide: Ten laatste dacht ik, zal dan de Heere, enz., gelijk volgt.
7[077:8] Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? ▼▼ eeuwigheden Dat is, voor altoos.
,
▼▼ voortaan Hebr. niet voortvaren, of toedoen, meer goedwillig, of welgevallen, welbehagen te nemen; te weten, in mij, of zijn volk, dien Hij voormaals zo grote genade bewezen heeft?
8[077:9] Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht? ▼▼ toezegging Dat is, het woord zijner belofte?
,
▼▼ van geslacht Hebr. in geslacht en geslacht.
9[077:10] Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela. 10[077:11] Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert. ▼▼ krenkt mij; Namelijk, dat God mij nu anders behandelt dan vóór dezen, dat Hij in de regering van zijn volk niet altoos denzelfden weg houdt. God doet alles wijselijk en zoals het tot zijne eer en ons best dienstig is. Anders: dit krenkt mij; de verandering van de rechterhand des Allerhoogsten. Of, vraagswijze: zal mij dit krenken, dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert? Of, dit is mijn bidden, het veranderen van de rechterhand des Allerhoogsten.
,
▼▼ maar Dat is, Hij kan dit lijden in blijdschap haast veranderen.
11[077:12] Ik zal de daden des Heeren gedenken ; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her; ▼▼ gedenken Om mij daardoor op te richten en te versterken.
,
▼▼ wonderen Hebr. uws wonders, of wonderwerks. En zo in vs.13. Al uw werk, of al uw doen.
12[077:13] En zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken. ▼▼ betrachten Of, verhalen.
,
▼▼ spreken Of, aandachtig merken op, enz.
13[077:14] O God! Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God? ▼ 14[077:15] Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekend gemaakt onder de volken. 15[077:16] Gij hebt Uw volk door Uw arm verlost; de kinderen van Jakob en van Jozef. Sela. ▼
,
▼▼ Jozef Jozef was ook Jakobs zoon, en dus zijne kinderen Jakobs kinderen; maar hij wordt hier in het bijzonder genoemd, om de heerlijkheid en het voordeel van Efraïm en Manasse, Gen 48:5 ; 1Ch 5:1-2 ; ook had hij gans Israël, als een vader, in Egypte gevoed; ja door Jozef worden somtijds de tien stammen, of ook gans Israël verstaan; zie Gen 45:10-11 , en Gen 48:22 . Verg. Psa 80:2-3 .
16[077:17] De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd. ▼ 17[077:18] De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen. ▼▼ De dikke Dit vs. [alsook het volgende] schijnt te verklaren hetgeen Exo 14:24-25 , gezegd wordt, als zijnde alzo geschied, dat God eerst een verschrikkelijk onweder verwekt heeft over de Egyptenaars.
,
▼▼ geluid; Dat is, donder.
,
▼ 18[077:19] Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde. ▼ 19[077:20] Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend. ▼▼ weg was Toen Gij gingt om uw volk te voeren door de Rode zee en de vijanden daarin te storten; zie Exo 14:19-20 , Exo 14:22 ; Neh 9:11 . Verg. Neh 1:3 .
,
▼ 20[077:21] Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aäron. ▼
,
▼▼ hand Dat is, de dienst.
Copyright information for
DutSVVA