Psalms 89
1Een onderwijzing van Ethan, den Ezrahiet. [089:2] Ik zal de goedertierenheid des Heeren eeuwiglijk zingen; ik zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht tot geslacht. ▼ , ▼▼ Ethan Zie van dezen persoon 1Ki 4:31 , en 1Ch 2:6 . Hij heeft geleefd ten tijde van Salomo en daarna, als het koninkrijk onder zijn zoon Rehabeam is gescheurd en Sisak, de koning van Egypte, de vaste steden in Juda, ook Jeruzalem, innam en den tempel beroofde, 1Ki 14:25 , en 2Ch 12:2 . Van welke ellende het schijnt dat de profeet in dezen psalm klaagt. Sommigen nemen het als een profetie van ellenden, die naderhand gevolgd zijn.
,
▼▼ uw waarheid Hier spreekt de psalmist tot God.
,
▼▼ van geslacht Hebr. op geslacht en geslacht.
2[089:3] Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende: ▼▼ Want ik heb Dat is, ik houd dit voor zeker, dat de genade en goedertierenheid des Heeren in eeuwigheid bestaan zal als een sterk gebouw, dat een onbewegelijk fondament heeft.
,
▼▼ in de hemelen Deze woorden zien op de onbewegelijke vastigheid der hemelen en de onveranderlijke geregeldheid der hemelse lichamen, in aanmerking van welke God wil dat wij de vastigheden zijner beloften en de onveranderlijkheid zijner trouw zullen afnemen en ontwijfelijk geloven. Zie onder vs.37,38, en Psa 119:89 .
3[089:4] Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen: ▼▼ heb een verbond Hier wordt God zelf sprekende ingevoerd.
,
▼▼ met mijn Te weten, met David, gelijk straks volgt.
4[089:5] Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela. ▼▼ uw zaad Te weten, Christus en de gelovigen.
,
▼ 5[089:6] Dies loven de hemelen Uw wonderen, o Heere! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen. ▼▼ Dies loven Dit zijn nu wederom de woorden van den profeet en van het volk Gods, zeggende: daarom loven U de hemelen; te weten omdat Gij zo getrouwelijk vasthoudt hetgeen Gij beloofd hebt, en daarom houden wij U machtig genoeg om de belofte, die Gij uwen knecht David gedaan hebt, uit te voeren.
,
▼▼ hemelen Dat is, de hemelse creaturen, de engelen en de heilige zielen der gestorven kinderen Gods; Luk 2:13-14 ; Phi 3:20 ; Rev 7:9-12 .
,
▼▼ ook is uw Hij wil zeggen, den gelovigen is bekend dat Gij zowel den wil als de macht hebt uwe beloften te voilbrengen, dies zij uwe getrouwheid in hunne vergaderingen prijzen.
,
▼▼ * Versta hierbij, geloofd, geprezen, verkondigd, of iets dergelijks.
6[089:7] Want wie mag in den hemel tegen den Heere geschat worden? Wie is den Heere gelijk, onder de kinderen der sterken? ▼▼ in den hemel Anders: in de hoge wolken.
,
▼▼ onder de Dat is, onder de machtige heren en vorsten dezer wereld, of onder de engelen, die God met bijzondere sterkte en mogendheid begaafd heeft. Zie boven Psa 78:25 , en onder Psa 103:20 . Deze manier van spreken staat ook in Psa 29:1 .
7[089:8] God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn. ▼
,
▼ 8[089:9] O Heere, God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o Heere! en Uw getrouwheid is rondom U. ▼
,
▼▼ uw getrouwheid Hij wil zeggen: Heere, Gij zijt niet alleen almachtig, maar ook getrouw en waarachtig.
9[089:10] Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze. ▼
,
▼▼ zo stilt Of, zo bedwingt Gij ze.
10[089:11] Gij hebt Rahab verbrijzeld als een verslagene; Gij hebt Uw vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte. ▼
,
▼▼ een verslagene; Te weten, die in den slag verwond wordt en omkomt.
11[089:12] De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en haar volheid, die hebt Gij gegrond. ▼ 12[089:13] Het noorden en het zuiden, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon juichen in Uw Naam. ▼▼ het zuiden Hebr. de rechter [hand, of zijde].
,
▼
,
▼
,
▼▼ juichen in Dat is, het is door uw zegen, dat zij vruchtbaar en lustig zijn, en den mensen gelijk als toelachen, en zich verheugen in de goedheid van God.
13[089:14] Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog. ▼▼ is hoog Alzo dat alles hun moet onderworpen zijn.
14[089:15] Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen. ▼▼ gericht zijn Of, recht, of oordeel.
15[089:16] Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o Heere! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. ▼▼ hetwelk Anders, het gejuch. Doch het schijnt dat de psalmist ziet op de inzettingen Gods van het blazen op de bazuinen en het openbaar bewijs van vreugde op de jaarlijkse hoogtijdfeesten, Num 10:10 . En de zin is dat het volk gelukkig is, hetwelk des Heeren behoorlijken godsdienst weet en zijne vreugde en vermaking daarin heeft.
,
▼ 16[089:17] Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden. ▼▼ in uw naam Of, uws naams halve; dat is, omdat zij U kennen en weten dat Gij zo genadig en goedertieren zijt.
17[089:18] Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden . ▼▼ Gij zijt Dat is, Gij alleen zijt het, door wien uw volk versterkt wordt en in wien het zich beroemt.
,
▼ 18[089:19] Want ons schild is van den Heere, en onze koning is van den Heilige Israëls. ▼▼ ons schild Dat is, onze beschutting en bescherming, zie Psa 47:10 .
,
▼▼ is van den HEERE, Of, is des Heeren.
19[089:20] Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd. ▼▼ in een gezicht Dit verstaan sommigen van de openbaring, die God Samuël deed als Hij David tot een koning wilde gezalfd hebben, 1Sa 16:1 ; maar anderen verstaan het vasn hetgeen God NAthan heeft geopenbaard, 2Sa 7:4 , 2Sa 7:13 , enz., welk verstand het beste schijnt te wezen, aangezien de woorden, die God tot Nathan sprak, uitdrukkelijk verhaald worden, vs.21.
,
▼▼ van uw Of, tot.
,
▼▼ Ik heb hulp Dat is, ik heb een held verordend en met kloekheid begaafd, om te zijn een helper en voorvechter van mijn volk tegen hunne vijanden; en versta hier David, gelijk blijkt uit vs.21, die ook Gods volk hielp en verloste, kloekelijk voor hetzelve vechtende, 1Sa 18:13-14 , enz. David hierin zijnde een voorbeeld onzes Heeren Christus.
,
▼▼ een verkorene Te weten, David, dien Ik uit al de zonen van Isaï, ja uit gans Israël verkoren heb.
20[089:21] Ik heb David, Mijn knecht, gevonden; met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd; ▼ 21[089:22] Met welken Mijn hand vast blijven zal; ook zal hem Mijn arm versterken. ▼▼ hand Dat is, hulp, bijstand.
22[089:23] De vijand zal hem niet dringen, en de zoon der ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken. ▼
,
▼ 23[089:24] Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen. 24[089:25] En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met hem zijn; en zijn hoorn zal in Mijn Naam verhoogd worden. ▼
,
▼▼ in mijn naam Dat is, door mijn kracht en bijstand.
25[089:26] En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren. ▼ 26[089:27] Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils! ▼▼ Hij zal mij Of, hij zal mij [alzo] aanroepen.
27[089:28] Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde. ▼
,
▼ 28[089:29] Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven. ▼▼ mijn verbond Dat is, hetgeen Ik hem beloofd heb.
29[089:30] En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen. ▼
,
▼▼ als de dagen Dat is, zijn rijk zal gedurig en vast zijn, gelijk de hemel zelf is. Zie Psa 72:5 , en 2Sa 7:13 ; Dan 2:44 , en Dan 7:14 ; Heb 1:8 . Deze profetie is in Salomo niet vervuld, want hij en zijn rijk hebben een einde genomen; Jer 22:30 ; Eze 21:25-27 . Zo is dan deze belofte te duiden op Christus, den zoon Davids naar het vlees.
30[089:31] Indiën zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen; ▼▼ zijn kinderen Dit kan op, Christus niet gepast worden, maar het is te verstaan van andere zonen of nakomelingen van David.
31[089:32] Indiën zij Mijn inzettingen ontheiligen, en Mijn geboden niet houden; 32[089:33] Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen. ▼
,
▼ 33[089:34] Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, en in Mijn getrouwheid niet feilen. ▼▼ van hem Hebr. breken van met hem; dat is, alzo niet, dat zij zou ophouden van met of bij hem te zijn.
,
▼▼ en in mijn Hebr. en zal niet liegen in, of tegen mijne getrouwheid; dat is, van mijne getrouwheid aan, of tegen hem te bewijzen.
34[089:35] Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen. ▼▼ hetgeen uit Dat is, hetgeen Ik mijnen knecht David, of iemand van mijne kinderen beloofd. Hebr. den uitgang mijner lippen.
35[089:36] Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege! ▼
,
▼ 36[089:37] Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. ▼▼ Zijn zaad Zie boven vs.30.
,
▼ 37[089:38] Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela. ▼▼ in den hemel Te weten, voor zoveel als de hemelse lichamen te verstaan geven de vastheid en onveranderlijkheid die in God is, zie boven vs.3, en onder Psa 97:6 . Of, die [te weten, maan] een getrouwe getuige in den hemel is. Of, en [hiervan] is een getrouwe getuigenis in den hemel; dat is, Ik, die in den hemel woon, geef hier een getrouwe getuigenis van.
38[089:39] Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde. ▼▼ hem Te weten, uwen koning en uw volk. Ethan klaagt hier over de ellende der kerk, die zodanig was dat het scheen dat al de vorige beloften van gene waarde waren.
,
▼ 39[089:40] Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde. ▼▼ verbond Te weten, het verbond, hetwelk Gij met uwen knecht, den koning, gemaakt hebt.
,
▼ 40[089:41] Gij hebt al zijn muren doorgebroken; Gij hebt zijn vestingen nedergeworpen. ▼
,
▼▼ nedergeworpen Of, vermorzeld. Hebr. tot vermorzeling gesteld.
41[089:42] Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest. 42[089:43] Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; Gij hebt al zijn vijanden verblijd. ▼ 43[089:44] Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd. ▼▼ omgekeerd, Dat is, doen omliggen; dat is, Gij hebt hem in den oorlog gene overwinning gegeven, gelijk Gij weleer gedaan hebt.
,
▼▼ en hebt hem Dat is, Gij hebt hem gene kracht gegeven om den strijd te vernieuwen en zijnen vijanden het hoofd te bieden; maar Gij hebt hem voor zijne vijanden laten vallen en vlieden.
44[089:45] Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten. ▼▼ Gij hebt Hebr. Gij hebt doen ophouden van zijne reinigheid.
,
▼▼ zijn schoonheid Te weten, des konings; en versta hier door de schoonheid de heerlijkheid en glorie des koningkrijks, welke de vijanden van Gods kerk hadden te schande gemaakt.
,
▼▼ zijn troon Dat is, zijn koninkrijk.
45[089:46] Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela. ▼ 46[089:47] Hoe lang, o Heere! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur? ▼
,
▼
,
▼▼ verbergen Dat is, uwe gunst ons onttrekken.
47[089:48] Gedenk van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben? ▼▼ van hoedanige Dat is, hoe kort mijn leven is.
,
▼
,
▼▼ tevergeefs Te weten, hen uit deze wereld halende zo haast als zij daarin gekomen zijn, zonder dat zij den tijd en het middel hebben om U te kennen en te loven.
48[089:49] Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela. ▼
,
▼▼ die zijn De zin is: Wat is het van node dat Gij uwe macht tewerk stelt om ons te vernielen, aangezien wij toch in generlei wijze den dood kunnen ontgaan.
,
▼▼ van het geweld Hebr. van de hand des grafs, of der hel. Hebr. scheol.
49[089:50] Heere! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw? 50[089:51] Gedenk, Heere! aan den smaad Uwer knechten, dien ik in mijn boezem draag, van alle grote volken. ▼▼ aan de smaad Versta dit van het smaden en spotten der vijanden, die het volk Gods in hunne ellende en bedroefden staat bespotten, belachenden hun godsdienst en hun vertrouwen op hun God.
,
▼▼ alle grote Dat is, allerlei. Anders: van al de menigte der volken, te weten, die mij bespotten en onteren.
51[089:52] Waarmede, o Heere! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden. ▼▼ de voetstappen Dat is, de daden en regering van uw koning. Hetwelk in zulker voege verstaan moet worden van de koningen van Juda, dat het bijzonderlijk is te duiden op Jezus Christus, den eeuwigen Koning der kerk, van welken voorzegd is Gen 3:15 , dat hem de slang de verzenen zou vermorzelen. Sommigen duiden dit smaden van de voetstappen des gezalfden op het bespotten van de trage toekomst van den Messias.
52[089:53] Geloofd zij de Heere in eeuwigheid! Amen, ja, amen. ▼▼ Geloofd zij De psalmist besluit de zware klacht, met een vertrouwen van verlossing uit dit zware kruis, zich verblijdende in het midden zijner ellenden. Zie Rom 7:24-25 , en 2Co 1:3-4 .
,
▼▼ Amen, ja, amen Zie Psa 41:14 .
Copyright information for
DutSVVA