Psalms 92
1Een psalm, een lied, op den sabbatdag. [092:2] Het is goed, dat men den Heere love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste! ▼ , ▼▼ op den Of, voor den sabbat; dat is, gemaakt of beschreven om op den sabbatdag gezongen te worden.
2[092:3] Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten; ▼▼ getrouwheid Of, waarheid.
,
▼▼ in de nachten Dat is, alle nachten, of nacht op nacht, verstaande bij den nacht den late avond, die tegen den morgenstond wordt gesteld. Want naar Gods wet zijn in zijnen tabernakel of tempel gedaan geweest vroege en spade offeranden, met lofzangen en gebeden.
3[092:4] Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een voorbedacht lied op de harp. ▼ 4[092:5] Want Gij hebt mij verblijd, Heere! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen. 5[092:6] O Heere! hoe groot zijn Uw werken! zeer diep zijn Uw gedachten. ▼▼ zeer diep Dat is, de redenen van uw heimelijken raad zijn verborgen en onbegrijpelijk voor ons verstand.
6[092:7] Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet; ▼
,
▼▼ ditzelve niet Te weten, dat hier nu straks volgt, vs.8.
7[092:8] Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden. 8[092:9] Maar Gij zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de Heere! ▼ 9[092:10] Want zie, Uw vijanden, o Heere! want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden. 10[092:11] Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten. ▼
,
▼
,
▼▼ ik ben met Dat is, ik ben opnieuw gesterkt geworden. Anders: als ik oud zal geworden zijn, zult Gij mij zalven met verse olie.
,
▼▼ verse olie Hebr. groene.
11[092:12] En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan. ▼
,
▼ 12[092:13] De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon. ▼ 13[092:14] Die in het huis des Heeren geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods. ▼
,
▼▼ dien zal Hebr. die zullen hen doen groeien; dat is, van den Heere zal hun gegeven worden dat zij groeien en hoe langer hoe meer in het goede toenemen in zijne gemeente, tot welke zij waarachtig behoren. Het is ene manier van spreken genomen van de bloemen en kruiden, die men zorgvuldig plant en koestert. Zie Psa 1:3 , en Psa 52:10 .
14[092:15] In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn, ▼▼ den grijzen Te weten, als natuurlijk de krachten afnemen en verminderen; Psa 71:9 ; Heb 11:11-12 . Hebr. in de grijsheid.
15[092:16] Om te verkondigen, dat de Heere recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.
Copyright information for
DutSVVA