Revelation of John 22:4

4En zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.
 Zijn aangezicht Dat is, Zijn majesteit en heerlijkheid, om deze deelachtig te zijn; gelijk van de engelen gezegd wordt, Mat 18:10, en van alle gelukzaligen in den hemel; Mat 5:8; 1Jo 3:2.
,
 Zijn Naam zal Namelijk als hem toebehorende en eigen zijnde en daarvan openlijk belijdenis doende; gelijk ook de hogepriester in het Oude Testament op zijn voorhoofd een gouden plaat droeg, waarop geschreven was: de heiligheid des Heeren. Zie hiervan nadere verklaring Rev 3:12, en Rev 14:1.
Copyright information for DutSVVA