‏ Revelation of John 3

1En schrijf aan den engel der Gemeente, die te Sardis is: Dit zegt, Die de zeven geesten Gods heeft, en de zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood.
 den engel der Zie hiervoor Rev 2.
,
 Sardis is Dit was een zeer grote en vermaarde stad in Lybië, waar eertijds het hof en de woonplaats van den koning Cresus geweest is.
,
 die de zeven Geesten Gods heeft Daar deze titel in de beschrijving van de verschijning van Christus, Rev 1, niet staat, zo menen sommigen dat die genomen is uit de voorrede van dit boek, Rev 1:4, waar de Heilige Geest zo wordt genaamd om de redenen daar verklaard. Want de Heilige Geest is niet alleen de Geest des Vaders, maar ook des Zoons, die Hij zijn gelovigen tot een leidsman en trooster geeft, Joh 15:26; Gal 4:6. Anderen menen dat deze zeven geesten hier zeven engelen zijn, waarvan meermalen in deze openbaring wordt gesproken, die in Christus' hand als Zijn dienaars zijn, om die te gebruiken waar het Hem belieft, gelijk ook de zeven sterren, de zeven engelen of opzieners der gemeente betekenen, gelijk verklaard is Rev 1:20. Doch daar het woord geesten in deze openbaring nergens van de engelen wordt gebruikt, zo is de eerste verklaring de beste.
,
 den naam hebt dat gij leeft, Dat is, den schijn dat gij een naarstig en trouw opziener der gemeente zijt, en gij zijt het niet, gelijk vs.2 verklaart.
2Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God.
 Zijt wakende, Of waak op; namelijk uit uwe slapheid en geveinsdheid, gelijk Eph 5:14. Zie ook Eze 34:16.
,
 dat sterven zoude; Dat is, meer en meer verzuimend zou worden en eindelijk verloren gaan, zo het met goede vermaningen en voorbeelden niet wordt opgewekt en gesterkt.
,
 niet vol gevonden Grieks niet vervuld; dat is, niet oprecht, niet ernstig en ijverig genoeg. Want anders struikelen ook de allerheiligsten in velen; Jam 3:2.
,
 voor God Anderen lezen, voor mijn God; dat is, hoewel gij de mensen met dezen schijn kondt voldoen, God is met den schijn niet tevreden, maar eist een oprecht gemoed en een ernstige daad.
3Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het , en bekeer u. Indiën gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal.
 hoe gij het ontvangen Dat is, welken last gij ontvangen, en welke leer gij van de apostelen gehoord hebt, als gij tot dezen dienst zijt geroepen.
,
 als een dief, Dat is, haastig en onvoorziens, gelijk Mat 24:43, hetwelk òf van een haastigen dood over hem, òf van andere straffen kan verstaan worden.
4Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn.
 namen ook te Sardis, Dat is, personen, gelijk Act 1:15.
,
 hun klederen niet Dat is, die zichzelf met onzuivere leer en met een onkuis leven, gelijk de Nicolaïeten, niet hebben ontreinigd. Zie 1Th 4:4. Deze gelijkenis gebruikt ook Jud 1:23.
,
 met mij wandelen Waarvan Christus een voorbeeld of proeve gegeven heeft; Mat 17:2.
,
 in witte klederen, Namelijk als overwinnaars der zonden en der wereld. Want de witte klederen zijn eertijds tekenen geweest van overwinning en heerlijkheid, gelijk blijkt het vs.5. Zie ook hierna Rev 7:9, en Rev 19:14.
,
 zij het waardig zijn Deze waardigheid in hen komt niet uit hun krachten noch verdiensten, maar van Christus en om Christus' verdiensten wil, terwijl hun Christus door Zijn verdiensten zodanige vergelding uit genade waardig acht en waardig maakt. Zie 2Co 3:4-5; 2Th 1:5, 2Th 1:11; Heb 13:21.
5Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.
 Ik zal zijn naam geenszins Dit wordt gezegd tot troost der gelovigen, die in twijfel zouden mogen komen over hun verkiezing. Niet dat iemand, die waarlijk geschreven is in het boek des levens, daaruit kan gedaan worden, want het tegendeel blijkt uit Rev 13:8; Rev 17:8; Rev 20:15, en Rev 21:27; maar omdat enigen ten opzichte van de roeping en hun belijdenis daarin schijnen geschreven te zijn, die daarna metterdaad tonen, dat zij uitgedaan worden uit het boek des levens, en dat zij met de rechtvaardigen niet worden geschreven, waar het laatste het eerste verklaart.
,
 zijn naam belijden Namelijk als mijn ware dienaars en discipelen; Mat 10:32.
6Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. 7En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Filadelfia is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die den sleutel Davids heeft; Die opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemand opent:
 Filadelfia is Dit was een stad in Mysië, niet ver van Lydië; zo genoemd door zekeren Attalus Filadelfus, die deze stad eerst had laten bouwen; die wel niet zeer bloeide, omdat zij vele aardbevingen onderworpen was, maar evenwel een zeer schone en vrome gemeente had, gelijk uit den brief zelf blijkt.
,
 de Heilige, de Deze twee titels worden God doorgaans in het Oude Testament toegeschreven, gelijk te zien is Isa 6:3; Psa 145:17, welke Christus, als de ware Zoon Gods, Zichzelf hier ook geeft, daar Hij is degene die niet alleen in Zichzelf heilig is, maar ook ons heilig maakt, en die waarachtig is in al zijn beloften en dreigementen.
,
 den sleutel Davids Dat is, der gemeente van Christus, waarvan David en zijn huis een voorbeeld was. Hier wordt gezien op de plaats Isa 22:22, waar aan Eljakim zulke belofte wordt gedaan, en daardoor wordt verstaan de opperste macht van inlaten in de gemeente, en uitsluitend uit deze, en vervolgens ook in en uit den hemel, gelijk Christus Zijn gemeente ook een geestelijke macht, doch onder Hem, beloofd heeft; Mat 16:19; Mat 18:18.
8Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend.
 een geopende deur voor u Dat is, een zekere en onverhinderde gelegenheid om het Evangelie met goeden voortgang te verbreiden, gelijk 1Co 16:9; 2Co 2:12.
,
 kleine kracht, Namelijk van uzelf of bij uzelf, om zo groot een werk te volbrengen. Dus [wil hij zeggen], wijl gij getrouw zijt in het bewaren van mijn Woord, zo zal Ik u de deur door mijn Geest openen, en niemand hoezeer hij daartegen woelt, zal zulks verhinderen. Want de kracht Gods wordt in onze zwakheid volbracht, 2Co 12:9. Anderen zetten het over: Gij hebt nog een weinig kracht; dat is, daar is nog door mijn genade wat goeds bij u, namelijk dat Ik in u voorts zal zegenen.
9Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb.
 Ik zal maken, dat Dat is, ik zal zelfs uit de Joden, die nu gezworen vijanden mijner gemeente zijn, enigen tot mij bekeren; gelijk namelijk in Paulus, en andere overblijfselen der genade, tevoren geschied is, en naar Christus' belofte in deze gemeente nog meer moet geschied zijn.
,
 aanbidden voor uwe Dat is, zichzelf u en mijn gemeente onderwerpen, en zich van hun vorigen wederstand bekeren; een gelijkenis, genomen uit de wijze van doen onder de volken van het Oosten, gebruikelijk bij hen die erkenden overwonnen te zijn. Zie Psa 72:9.
10Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.
 het woord mijner lijdzaamheid Zo wordt het Evangelie genoemd, omdat het ons het lijden en de lijdzaamheid van Christus voor ogen stelt, en ons doorgaans tot lijden en lijdzaamheid vermaant.
,
 bewaren uit de ure Dat is, beletten dat de verzoeking tot u niet zal komen; of zo zij komt, dat zij u aan uw ziel niet zal beschadigen.
,
 der verzoeking, die Dat is, der vervolging, gelijk meermalen is aangewezen; en hier schijnt Christus te spreken van de tienjarige vervolging, die Trajanus de gehele wereld door kort hierna tegen de Christenen heeft verwekt.
11Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.
 houd dat gij hebt, Namelijk het geloof en een goed geweten; gelijk Paulus verklaart 1Ti 1:19.
,
 uw kroon neme Sommigen verstaan dit van de kroon van het leerambt, waarin deze leraar zich tot dien tijd wel had gekweten; doch het kan ook verstaan worden van de kroon des eeuwigen levens, gelijk hiervoor Rev 2:10, welke hier gedreigd wordt van iemand genomen te zullen worden, wanneer hij in zorgeloosheid van zijn ambt, of des levens zou komen te vervallen; en zulke waarschuwingen zijn middelen die dienen, dat de gelovigen in het goede volstandig zouden blijven. Want Christus belooft in vs.10, dat Hij hen zal bewaren uit de ure der verzoeking; en in vs.12, dat die een pilaar is in den Tempel Gods, waaruit hij niet meer zal gaan.
12Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den Naam Mijns Gods, en de naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalems, dat uit den hemel van Mijn God afdaalt , en ook Mijn nieuwen Naam.
 tot een pilaar in den tempel Dat is, in de gemeente der uitverkorenen van mijn God, die hier wordt opgetimmerd, en hiernamaals in den hemel zal verbouwd zijn; en hier ziet de apostel op de twee kolommen, die in den tempel van Salomo gesteld waren, waarvan te lezen is 1Ki 7:15, die een versiersel en vastigheid daarin waren, waarvan de ene door Salomo genoemd is Jachin, dat is, hij zal bevestigen, en de andere Boaz, dat is, in hem is sterkte. Zie ook Gal 2:9.
,
 hij zal niet meer Namelijk, gelijk deze pilaren, die schaduwen waren in den tempel van het Oude Testament, van de Chaldeën daaruit zijn weggevoerd, gelijk te zien is Jer 52:17. Want die een pilaar is in de gemeente der ware uitverkorenen, kan niet vervoerd worden, Mat 24:24, en wordt nooit uitgeworpen; Joh 6:37.
,
 ik zal op hem schrijven Namelijk gelijk men op de kolommen enige eretitels placht te schrijven, en gelijk de twee kolommen in den tempel van Salomo deze twee namen ook voerden, waarvan tevoren gesproken is.
,
 den naam mijns Gods, Namelijk tot een teken dat hij God als een eigendom toekomt, gelijk wij plegen dingen, die ons eigen zijn, met onzen naam te tekenen, en gelijk ook eertijds de soldaten met den naam hunner oversten, en de dienstknechten met den naam van hun heren plachten getekend te worden. Zie hierna Rev 7:3. Want hoewel wij hier weten dat wij kinderen Gods zijn, zo is het nochtans inderdaad niet geopenbaard wat wij worden zullen; 1Jo 3:2.
,
 des nieuwen Jeruzalems, Dat is, de ware gemeente van Christus die hier gesteld wordt tegen het uiterlijk of oude Jeruzalem gelijk Gal 4:26.
,
 dat uit den hemel Namelijk ten opzichte van de kracht waardoor zij op de aarde wordt vergaderd, en van de heerlijkheid, waarmede zij ten laatsten dage zal worden aangedaan. Zie Rev 21:2, enz.
,
 ook mijn nieuwen naam Namelijk tot een teken dat hij mijn dienaar is en mijn heerlijkheid zal deelachtig worden. Van welken nieuwen naam, dien Christus van den Vader na Zijn verhoging heeft verworven; zie Phi 2:9-10; Rev 19:12, Rev 19:16.
13Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. 14En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods:
 der laodicensen Laodicea was een rijke en vermaarde stad, gelegen in Frygië aan de rivier Lycus, niet ver van Colosse, waarvan ook gewag gemaakt wordt Col 2:1, en Col 4:16.
,
 de Amen, Dit woord Amen wordt gesteld voor een naam of titel van Christus, gelijk Rev 1:8 : Die is, die was, en die komen zal. En gelijk Exo 3:14 het woord Eheje, dat is, ik zal zijn, wordt gesteld voor een naam of titel Gods, waardoor verstaan wordt de getrouwheid en standvastigheid van Christus in het volvoeren van alle beloften Gods; 2Co 1:19-20.
,
 de trouwe en waarachtige Gelijk het woord Amen betekent de standvastigheid van Christus in het uitvoeren van Zijn beloften, zo betekenen deze woorden Zijn getrouwheid en waarheid in het voorstellen van de leer der zaligheid, die Hij ons uit den schoot des Vaders heeft gebracht.
,
 het Begin der Dat is, een auteur en oorsprong der schepping van alle dingen, gelijk Joh 1:3; Col 1:15. Anderen zetten het over: prins of overste van de schepselen Gods, gelijk Hij ook Heb 1:2 een erfgenaam van alle dingen genoemd wordt.
15Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
 noch koud zijt, Dat is, noch ijverig zijt in de aangenomen waarheid, noch vreemd daarvan, als die wel de waarheid hebt aangenomen, doch zoekt in uw leven of uitwendigen godsdienst u te schikken naar de wereld, om ondank en vervolgingen te ontgaan, welke mensen erger zijn en moeilijker terecht te brengen, dan degenen die nog vreemd zijn van de waarheid, gelijk Christus van de Farizeën spreekt; Joh 9:41; Elia van de Israelieten; 1Ki 18:21.
16Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.
 uit mijn mond spuwen Niet dat zulke lauwen in den mond van Christus of in Christus zijn; maar omdat zij door hun belijdenis daarin schijnen en roemen te zijn.
17Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.
 gij zegt Ik ben rijk, Dat is, gij roemt of meent, dat gij in alle geestelijke gaven overvloeit, omdat het u wel gaat naar de wereld, gelijk de Farizeën meenden, Luk 18; maar het tegendeel is waar, gelijk Christus hun van stuk tot stuk aanwijst.
,
 blind, en Namelijk in de kennis van uzelf, en van uw ellende.
,
 naakt Namelijk van de ware gerechtigheid en heiligheid, die voor God geldt, gelijk vs.18 aantoont.
18Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.
 van mij koopt goud, Dat is, begeert of zoekt te verkrijgen, niet door enige uwer verdienste [want Christus zegt hier dat Hij naakt en arm was], maar uit genade en om niet, door het gebed, gelijk verklaard wordt Isa 55:1; zie ook Mat 11:28.
,
 beproefd komende uit Of dat gloeiend uit het vuur komt; dat is, dat uit het vuur getrokken nu de proef heeft doorstaan, waardoor het ware geloof verstaan wordt, hetwelk door het vuur der verzoekingen beproefd wordt, 1Pe 1:7, en dat al de rijkdommen van Christus' lijden zich toeëigent en tot zich overbrengt.
,
 witte klederen, opdat Dat is, de rechtvaardigheid en heiligheid van Christus, waardoor onze geestelijke ellende en naaktheid voor God bedekt wordt, gelijk verklaard wordt Rev 7:13-14, en Rev 19:8.
,
 ogenzalf, opdat gij zien moogt Of ogenwater; dat is het rechte verstand van Zijn woord en de kracht van Zijn Geest, waardoor wij gebracht worden tot kennis van onszelf en van de genade Gods jegens ons; Psa 19:9, en Psa 119:105.
19Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.
 Zo wie Ik liefheb, Deze verzachting doet Christus hierbij om de scherpheid van de vorige vermaning wat te matigen, dewijl die uit liefde jegens hen voortkomt.
,
 bestraf en Namelijk met woorden en overtuigingen, gelijk het Griekse woord meebrengt.
,
 kastijd Ik; wees Namelijk met werkelijke bezoekingen en bestraffingen. Zie dergelijke Heb 12:5-6.
20Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.
 Ik sta aan de deur Deze plaats schijnt genomen uit het Hooglied van Salomo, Son 5:2, waar dergelijk kloppen van den bruidegom Christus aan de deur van Zijn slaperige bruid beschreven wordt; en daardoor wordt verstaan het geestelijk aanmanen van Christus, aan de deur van ons geweten, door Zijn Woord en Geest, om ons uit onze zonden en slaperigheid op te wekken, en Zijn vermaning bij ons plaats te doen hebben.
,
 indien iemand mijn stem Dit wordt niet gesteld in den vrijen wil des mensen, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, dewijl hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds den Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, gelijk Paulus tot Timotheüs spreekt, 2Ti 1:6-7; want niemand komt tot Christus dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, dien de Vader trekt en dien het van den Vader gegeven is, Joh 6:44-45, Joh 6:65. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet, dan dien God zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, gelijk David bidt, Psa 119:18, en van Lydia betuigd wordt, Act 16:14, en van alle gelovigen, Phi 2:13.
,
 avondmaal houden, Dat is, mij met hem door mijn Geest meer en meer te verenigen, en mijn genade en gunst tot zijn troost en versterking hem meer en meer doen gevoelen; Joh 14:21, Joh 14:23, en hiernamaals hem de eeuwige vreugde doen genieten, die ook bij het aanzitten aan een rijke tafel wordt vergeleken; Mat 8:11, en Luk 14:15.
21Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
 in mijn troon, gelijk als Ik Dat is, Ik zal hem hiernamaals mijn heerlijkheid en macht in het oordelen deelachtig maken, gelijk Christus verklaart Mat 19:28, en Joh 17:5, enz., en Paulus, Rom 8:17; 1Co 6:2-3.
22Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.
Copyright information for DutSVVA