Revelation of John 5
1En ik zag in de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven van binnen en van buiten, verzegeld met zeven zegelen. ▼▼ in de rechter- hand Desgenen, Het Griekse woord epi wordt ook overgezet aan de rechterhand; doch uit het vs.7 blijkt dat deze overzetting beter is.
,
▼
,
▼▼ verzegeld met zeven zegelen Sommigen verstaan dit van het boek des Ouden en Nieuwen Testaments; doch daar hier gesproken wordt van een openbaring der toekomende dingen, die God Jezus Christus gegeven heeft, om daarna Johannes te melden, welke in dit hoofdstuk wordt vertoond, zo wordt het beter verstaan van het boek der regering Gods over Zijn gemeente en van Zijn oordelen tegen haar vijanden, gelijk ook het opendoen der zeven zegelen het een na het ander, waarop deze openbaring volgt, het genoeg te kennen geeft.
2En ik zag een sterken engel, uitroepende met een grote stem: Wie is waardig het boek te openen, en zijn zegelen open te breken? ▼▼ een sterken engel, Namelijk om door sterk roepen van een ieder door de gehele wereld gehoord te worden. En deze titel wordt allen engelen Gods gegeven; Psa 103:20.
,
▼▼ Wie is waardig Dat is, met aanzien en macht daartoe gerechtigd en bekwaam.
3En niemand in den hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen, noch hetzelve in zien. ▼ 4En ik weende zeer, dat niemand waardig gevonden was, om dat boek te openen, en te lezen, noch hetzelve in te zien. ▼▼ ik weende zeer, Namelijk omdat hij vreesde, dat hierdoor de belofte, aan hem tevoren geschied, zo haast geen voortgang mocht hebben; waar hij nochtans zeer naar verlangde.
5En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken. ▼▼ een van de ouderlingen Namelijk die hem de naaste was.
,
▼
,
▼ 6En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht, hebbende zeven hoornen, en zeven ogen; dewelke zijn de zeven geesten Gods, die uitgezonden zijn in alle landen. ▼
,
▼▼ als geslacht, hebbende Of geslacht geweest zijnde. Het woord als nemen sommigen voor de waarheid der zaak, gelijk het Joh 1:14 en elders meer genomen wordt. Anderen nemen het alleen voor een gelijkenis, namelijk omdat Christus nu verheerlijkt op den troon Zijns Vaders, de littekenen van Zijn wonden en andere smarten, die Hij tevoren voor ons gedragen had, in dit gezicht nog droeg, gelijk Luk 24:40, en Joh 20:27, ook deed.
,
▼
,
▼
,
▼▼ die uitgezonden zijn in alle landen Grieks uitgezonden in al het land, of de aarde. Deze woorden zijn genomen uit Zec 3:9; waar zeven ogen worden gegraveerd op den steen, waar God Zijn tempel onder Jozua op bouwt die Rev 4:10 verklaard worden te zijn de ogen Gods die het aardrijk doorgaan; dat is, Zijn voorzienigheid en Geest, waardoor Hij de wereld en en inzonderheid Zijn gemeente regeert.
7En Het kwam, en heeft het boek genomen uit de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat. ▼▼ Het kwam, en heeft Namelijk als een middelaar tussen God en de mensen.
8En als Het dat boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citeren en gouden fiolen, zijnde vol reukwerks, welke zijn de gebeden der heiligen. ▼
,
▼▼ vielen de vier dieren en de vier en twintig Gelijk zij hiervoor, Rev 4:10, voor degene die op den troon zat hadden gedaan, waarmee zij bewijzen, dat zij Hem ook erkennen voor den enigen en waarachtigen God, van één wezen en heerlijkheid met den Vader, gelijk de engelen en alle andere schepselen, in het volgende Hem ook dezelfde eer geven, die zij Gode den Vader geven.
,
▼▼ citeren en gouden fiolen, Namelijk gelijk de priesters en levieten in den tempel plachten te gebruiken. Van de citers, als instrumenten van muziek, waarmee zij hun harten verhieven en God loofden, is alom te lezen in de psalmen van David. Van de fiolen, schalen of kruiken van reukwerk, zie 2Ch 4:22; Zec 14:20; door welk reukwerk, de gebeden, die tot God opklommen en Hem in Christus aangenaam waren, werden betekend, gelijk te zien is Psa 141:2.
,
▼▼ welke zijn de gebeden der heiligen Dat is, welke betekenen de gebeden der heiligen; en wordt hier gezien op de wijze van doen in het Oude Testament. Want gelijk de priesters dagelijks en de hogepriester eens in het jaar het reukwerk, gevoegd met het bloed der offeranden, Lev 16:13; Heb 9:4, enz., voor God offerden, om te kennen te geven, dat zij als voorgangers der gemeente, en te zamen met de gemeente van het Oude Testament, hun gebeden en dankzeggingen tot God brachten, zo wordt ook hier afgebeeld, dat de voorgangers der gemeente, zo van het Oude als van het Nieuwe Testament, in de triomferende Kerk in den hemel ook gezamenlijk hun gebeden en dankzeggingen in Christus voor Gods troon brengen, gelijk met deze vier dieren en vier en twintig ouderlingen ook alle andere heiligen in den hemel hier verstaan worden, naar den inhoud van den lofzang, die in vs.9 wordt uitgedrukt en nader verklaard Rev 6:10, en Rev 7:9-10, Rev 7:15, en Rev 8:3.
9En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie; ▼
,
▼▼ met Uw bloed, Grieks in uw bloed; dat is, door of met.
10En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren; en wij zullen als koningen heersen op de aarde. ▼
,
▼▼ heersen op de aarde Sommigen verstaan dit van de heerschappij der heiligen op de aarde ten tijde vn de duizend jaren, waarvan gesproken zal worden Rev 20. Zie daar de wederlegging van dit gevoelen. Anderen verstaan dit van een heerschappij, die de heiligen in den hemel nu reeds over de mensen, die op de aarde zijn, voeren. Doch dit strijdt tegen andere plaatsen der Schrift, 2Ki 22:2. Zie Job 14:21; Isa 63:16. En hier wordt uitdrukkelijk gesproken, niet van een tegenwoordige, maar van een toekomende heerschappij, die namelijk dan wezen zal wanneer zij met Christus in Zijn laatste komst zullen zitten op tronen, en de wereld, ook de engelen zelf oordelen, Mat 19:28; Luk 22:30; 1Co 6:3, en wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal zijn, in welke de rechtvaardigheid zal wonen; 2Pe 3:13. Zie ook Mat 5:5.
11En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon, en de dieren, en de ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tien duizenden, en duizendmaal duizenden; ▼ 12Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging. ▼
,
▼
,
▼▼ dankzegging Grieks zegening; gelijk ook in vs.13.
13En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. ▼
,
▼▼ in alle eeuwigheid Grieks in de eeuwigheden der eeuwigheden.
14En de vier dieren zeiden: Amen. En de vier en twintig ouderlingen vielen neder, en aanbaden Dengene, Die leeft in alle eeuwigheid. ▼
Copyright information for
DutSVVA