Song of Solomon 2
1Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen. ▼▼ ben Hier spreekt de Bruidegom weder, zo sommigen menen; maar anderen menen dat het de woorden der Bruid zijn.
,
▼▼ een Roos De roos is de edelste onder de bloemen en haar reuk verkwikt de hersenen. Bij de rozen van Saron, dat is die te Saron wassen, worden verstaan uitnemend schone rozen; gelijk bij de leliën der dalen, dat is die in de dalen wassen, worden verstaan schone welriekende leliën. Salomo is zo schoon niet versierd geweest als een van deze, Mat 6:29 ; maar overmits hier gesproken wordt van de roos, wassende in de velden van Saron, en van de leliën in de dalen, maar niet van zulke, die in betuinde of besloten hoven wassen; zo schijnt het dat hiermede wordt te kennen gegeven dat de kerk van Christus verdrukking onderworpen is, gelijk de bloemen des velds van een ieder, die daar voorbijgaat, lichtelijk afgeplukt en van de beesten vertreden en afgebeten worden. Deze zin blijkt de rechte te zijn uit vs.2.
,
▼ 2Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. ▼▼ Gelijk De zin is: Zozeer als de lelie [vergeleken zijnde met de doornen] dezelve in schoonheid en heerlijkheid ver overtreft; alzo overtreft mijne liefste alle andere dochters, bij dezelve vergeleken zijnde; dat is, de ware kerk vergeleken zijnde bij andere vergaderingen, gaat dezelve alle in voortreffelijkheid ver teboven.
,
▼▼ de doornen, De bozen en goddelozen worden in de Schrift [en ook, naar veler gevoelen, in deze plaats] doornen genoemd, eensdeels ten aanzien hunner onvruchtbaarheid in het voortbrengen van goede vruchten; anderdeels vanwege hun stekelige boosheden tegen de kinderen Gods; zie Num 33:35 ; Pro 22:5 ; Eze 28:24 .
,
▼ 3Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. ▼▼ Als een appelboom Dit zijn nu wederom de woorden der Bruid. Onze Heere Jezus Christus wordt dikwijls bij een boom vergeleken, gelijk Rev 2:7 , en Rev 22:2 . Hier bij een appelboom. Gelijk hij alle wilde bomen verre tebovengaat; alzo, zegt hier de Bruid, overtreft ook Christus, mijn liefste, alle mensen, die van nature maar als wilde bomen zijn. En gelijk een appelboom, met zijn brede en lage takken, goede schaduw en schuiling geeft tegen de hitte en lieflijke vrucht voortbrengt tot verkwikking van den mens, alzo vind ik ook schaduw, bescherming en verkwikking onder de vleugels zijner genade, zo tegen de toorn Gods alsook in de hitte der vervolging. Alzo dat ik wens en poog altijd daaronder te schuilen.
,
▼▼ de bomen Dat is, die in het woud, of in het wild wassen. Buiten Christus zijn alle mensen wilde ongehavende bomen, Rom 11:17 , Rom 11:24 , die derhalve òf gene, òf kwade, òf zure, òf vruchten van onaangenamen smaak voortbrengen; tenzij dat zij door het geloof van Christus worden ingegriffeld, zo kunnen zij geen goede vruchten voortbrengen; Mat 7:18 ; Joh 15:4 .
,
▼
,
▼▼ in Zijn schaduw, Te weten, onder des appelbooms schaduw, dat is onder zijne bescherming. Gelijk de bomen, ons beschaduwende, bevrijden van den brand en de hitte der zon, alzo bevrijdt ons Christus voor de hitte van den toorn Gods en de vervolgingen der boze wereld. Zie Psa 121:5-7 ; Isa 25:4 . Zie ook de aantekening Psa 91:1 .
,
▼▼ Zijn vrucht Dit is nog een weldaad, die de Bruid verkrijgt door Christus; te weten, dat zij niet alleen van het kwaad verlost is, maar dat zij ook zijn lieflijke vruchten deelachtig wordt, als van zijn dood, verrijzenis, hemelvaart en andere weldaden. Anderen verstaan hier door de vruchten de vertroostingen van Christus, die het hart der gelovigen zoet zijn.
4Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij. ▼▼ Hij voert Of, Hij voerde.
,
▼▼ in het wijnhuis, Hebreeuws, in het huis van den wijn; dat is, in het huis der vreugde en der blijdschap, die wij door de kracht en werking van den Heiligen Geest in onze harten ontvangen, 2Co 1:5 . Behalve dat de wijn den dorst verslaat, zo maakt hij ook het hart vrolijk, Psa 104:15 , en hij doet het zijne droefenis vergeten. Zie Pro 31:6-7 . Tot dit huis der vreugde worden alle kinderen Gods genodigd; Pro 1:20 ; zie ook Pro 9:1 , enz.
,
▼
,
▼▼ is Zijn banier Gelijk de soldaten van elkander onderscheiden worden door banieren of vaandels; alzo worden de ware ledematen der gemeente van Jezus Christus onderkend en onderscheiden van de huichelaars, door den Geest der aanneming en zijne vruchten, Rom 8:14 ; 1Jo 3:24 . De banier betekent ook beschutting en bescherming tegen al de geestelijke vijanden, den duivel, den dood en de verdoemenis.
5Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde. ▼
,
▼▼ met de flessen, Dat is met wijn, die in de flessen is, gelijk Hos 3:1 ; Luk 22:20 ; dat is met de Heilige Schrift, in welke Christus zijn wijn en melk, dat is, al zijne beloften en geestelijke vertroostingen besloten heeft. Zie Psa 94:19 , en Psa 119:92 .
,
▼▼ versterkt Of, onderstrooit mij appelen; te weten, opdat ik door den reuk derzelve verkwikt worde, waartoe de oranjeappelen en citroenen inzonderheid zeer dienstig en bekwaam zijn. Hierbij worden verstaan de troostelijke leringen der Heilige Schrift, aangaande de genade en verdiensten van Christus.
,
▼ 6Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij. ▼
,
▼▼ onder mijn hoofd, Te weten gelijk een peluw, om op te rusten. Door de zonde wordt het ganse hoofd krank en het hart mat; Isa 1:5 . Maar door de vertroostingen des Heiligen Geestes worden onze conscientiën versterkt, en onze zonden [oorzaken onzer ellenden] vergeven. Zie Rom 14:17 ; 1Jo 2:12 , en 1Jo 3:24 .
,
▼ 7Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeën, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het dezelve luste! ▼▼ Ik bezweer u, Dit nemen sommigen als woorden des Bruidegoms, anderen als woorden der Bruid. De zin is: Ik vermaan en betuig u op het hoogste.
,
▼
,
▼▼ die bij de reeën, Anders: Ik bezweer u bij de reeën, enz.; dat is, zo lief als u de reeën en de hinden zijn, dat gij die liefde niet opwekt; dat is, dat gij de rust des Bruidegoms, of der Bruid, dat is de gemeente, niet verstoort; te weten door ketterij, scheuring, of met ergernis te geven.
,
▼▼ de hinden Hinden zijn wijfjes der herten.
,
▼▼ totdat het Dat is, nimmermeer derzelver rust stoort.
8Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen! ▼▼ Dat is Te weten de stem, die ik daar hoor. Dit spreekt de Bruid. Zij wil zeggen: Dat is zijne onderwijzing, die ik daar hoor. Zie Joh 10:3-4 , en Joh 18:37 ; Act 13:46-47 ; Heb 3:7 .
,
▼
,
▼▼ springende Eene gelijkenis, genomen van de snelle reeën en hinden, bij welke de Bruidegom wordt vergeleken, vs.9, om aan te wijzen de vrijwilligheid van Christus in het helpen en redden zijner Bruid.
9Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de traliën. ▼▼ achter onzen muur, Versta hier den vurigen muur der kerk, dat is, de bewaring en beschutting, die God zijne kerk bewijst door zijn heilige engelen. Zie 2Ki 6:17 ; Psa 34:8 ; Zec 2:5 . Als hier staat onzen muur, daarmede wordt te kennen gegeven dat deze muur is een bolwerk, dat de kerk eigen is en haar alleen toekomt. Anderen verstaan die woorden: Hij staat achter onzen muur, aldus, dat zij betekenen een nadere gemeenschap met Christus dan toen Hij nog ver af was, komende al springende op de bergen, vs.8, maar evenwel zo na nog niet, of daar was nog een muur tussenbeiden. Zodat hier aangewezen worden te trappen, waarmede Christus zijne liefde jegens zijne kerk is bewijzende, niet gelijkelijk, maar naardat Hij acht ons goed te wezen.
,
▼▼ kijkende Dit is een gelijkenis, genomen van een wachter, die op een toren de wacht houdt. Zie 2Ki 9:17 ; Eze 33:2 . De Heere Christus is de rechte wachter en hoeder van Israël, die nimmermeer slaapt nocht sluimert; Psa 121:4 . Hij ziet en bespot al de raadslagen der goddelozen tegen zijne kerk; Psa 2:4 .
,
▼▼ blinkende Of, glinsterende als ene bloem; dat is, zichzelve als een bloem vertonende; te weten lieflijk en aangenaam. Het is vast hetzelfde, dat straks gezegd is. De wederhaling dient tot versterking en bevestiging van het voorzeide.
,
▼ 10Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom! ▼▼ Mijn Liefste Met deze woorden geeft de Bruid te kennen de oorzaak van de snelle komst haars Bruidegoms, te weten om haar door zijnen Geest en zijn Woord te roepen uit haar bedroefden staat tot een beteren.
,
▼ 11Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan; ▼
,
▼
,
▼▼ hij is overgegaan; Of, hij is heengegaan.
12De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. ▼▼ worden gezien Of, vertonen zich. Dit is ene beschrijving der lente; geestelijk verstaan zijnde betekent het de wederoprichting der kerk, nadat de zwarigheden verdwenen zijn. Zie Psa 72:16 ; Isa 27:6 ; Hos 14:4-6 .
,
▼▼ de zangtijd Of, de tijd des gezangs, of de tijd van kwinkeleren; dat is, de lente, of de meitijd, wanneer de vogels zingen; dat is, de gelovigen beginnen te verkwikken en van vreugde te zingen. Anders: de snoeitijd.
13De vijgeboom brengt zijn jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom! ▼▼ De vijgeboom Dat is, de mensen, die tevoren als dorre bomen waren, beginnen nu geestelijkerwijze te bloeien door mijne genade; de gemeente, die tevoren woest gelegen hebben, geven nu beginselen van schone vruchten door de kracht van mijn Geest en Woord, en zij geven van zich een lieflijken reuk, 2Co 2:15 . Zie de gelijkenis van den vijgeboom, Mat 24:32 ; Luk 13:6 .
,
▼▼ jonge vijgjes Of, onrijpe vijgen. Het Hebreeuwse woord, dat hier gebruikt wordt, vindt men alleen hier.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ kom Gelijk boven, vs.10.
14Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk. ▼
,
▼
,
▼▼ in het verborgene Die u in onbewoonde plaatsen, in holen en spelonken, vanwege de vervolging verbergt; gelijk 1Ki 18:4 ; Psa 55:7-8 , en Psa 68:14 ; Rev 12:6 . Sommigen zetten het over, een verborgen trap, duidende zulks op den Heere Christus, die de trap en ladder is naar den hemel; Gen 28:12 ; Joh 1:52 .
,
▼
,
▼
,
▼▼ is zoet, Dat is, zij is mij aangenaam, te weten als zij uit een waar geloof spruitende is.
15Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge druifjes. ▼▼ Vangt Dit zijn de woorden des Bruidegoms tot zijne metgezellen, dat is, Christus tot de leraars of herders der kerk en tot de Christelijke overheden. En vangen is hier te zeggen dat de leraars der vossen loze en boze leringen moeten tegenstaan en wederleggen, en dat de overheden die moeten tonen.
,
▼▼ de vossen, De vossen bederven de wijngaarden met het afeten der druiven. Alzo bederven en vernielen de valse leraars, ketters en bedriegelijke regeerders de ware religie en kerk Gods. Zij worden bij vossen vergeleken, hier en Eze 13:4 ; Luk 13:32 ; eensdeels vanwege hunne bedriegelijkheid; 2Co 11:13 ; anderdeels vanwege hunne schadelijkheid, dewijl hun woord verteert als een kanker; 2Ti 2:17 . Zie dergelijke beschrijvingen en waarschuwingen, Jer 12:10 ; Eph 4:14 ; Tit 1:10-11 ; Heb 13:9 ; 2Pe 2:1 , 2Pe 2:12 .
,
▼▼ jonge druifjes Of, kleine, tedere.
16Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de leliën, ▼
,
▼▼ Die weidt De zin is: Hij weidt zijne kudde, niet alleen op een gezonde, maar ook op een genoegelijke weide, zo lieflijk en genoegelijk, alsof zij vol leliën stond. Verstaande hierbij de weide van het goddelijke Woord, hetwelk zoet is als honig en honigraten; en in het gezelschap der godzaligen, die als leliën onder de doornen zijn.
17Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether. ▼▼ de dag Dat is de tijd der wetenschap, heiligheid, des troostes, vredes en der geestelijke blijdschap. Zie Rom 13:12-13 , en 1Th 5:5 ; 2Pe 1:19 .
,
▼▼ aankomt, Hebreeuws, aanblaze. Aldus spreken de Hebreën, omdat de dag gemeenlijk met enige koelte opgaat.
,
▼▼ de schaduwen Dat is, al hetgeen nog onvolmaakt is.
,
▼▼ keer om, Te weten tot mij; het zijn de woorden der Bruid tot haren Bruidegom, hem biddende en aanroepende, dat Hij haar wil bijstaan in haar nood en zwarigheden.
,
▼▼ wordt Gij Te weten in snelligheid, om mij te helpen; zie vs.8.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA