‏ Song of Solomon 3

1Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; ik zeide: ...
 des nachts Hebreeuws, in de nachten. Hierdoor worden te kennen gegeven de grote aanvechtingen en bekoringen der kerk, gelijk Isa 21:12 , en Isa 26:9 ; Amo 5:18 . En tegelijk wordt hier aangewezen dat de kerk ten tijde van aanvechting en vervolging, als het schijnt dat zij verlaten is, Christus zoekt door het gebed. Zie Deu 4:29 ; Jer 50:4 ; Hos 3:5 , en Hos 5:15 ; Zep 2:3 ; Mat 7:7 .
,
 Dien Te weten mijnen Bruidegom Jezus Christus, zijne genade en goedertierenheid, die van ons gevonden wordt als wij zijne genade in ons hart gevoelen tot onze vertroosting.
,
 ik vond Hem niet; Dit strijdt niet tegen de belofte van Christus, Mat 7:7 ; want die stelt geen juisten tijd van vinden, maar die staat alleen in Gods hand; Hij alleen weet den bekwamen tijd tot hulp, Heb 4:16 . Onder, vs.4, staat dat de Bruid, na een weinig tijds, haren liefste gevonden heeft.
2Ik zal nu opstaan, en in de stad omgaan, in de wijken en in de straten; ik zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet.
 in de stad Dat is, in de gemeente Gods, Psa 87:3 ; of in het geestelijke Jeruzalem; zie Heb 12:22 .
,
 wijken Of, markten, brede plaatsen. Zie Luk 14:21-23 .
3De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij: ik zeide: Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft?
 De wachters, Versta hier onder den naam van wachters zodanige leraars, gelijk die waren, van wie Jesaja zegt, Isa 56:10 :Zij zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen, of, men kan hier door de wachters verstaan de groten en wijzen dezer wereld, die, ofschoon men hun vraagt waar Christus te vinden is, zulks niet weten te zeggen. Zie Mat 2:3-4 . Vergelijk onder, Son 5:7 .
,
 Hebt gij Dien De zin is: Weet gij mij mijnen vriend of Bruidegom niet te wijzen?
4Toen ik een weinigje van hen weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard heeft.
 een weinigje Te weten een weinig tijds, of plaats. Hebreeuws, een weinig dat ik van hen was voorbijgegaan, totdat ik vond, enz.
,
 vond ik Hem, Hier is vervuld de belofte onzes Heeren Jezus Christus, Mat 7:7 :Zoekt en gij zult vinden, enz.
,
 ik hield Te weten met de hand des geloofs. Zie Pro 4:13 ; Eph 3:17 ; Col 1:23 . Zie ook Gen 32:26 .
,
 totdat De kerk geeft hier te kennen dat zij, de genade van Christus weder gevoelende, in zijne gemeenschap volstandiglijk wil blijven.
,
 die mij gebaard Of, die mij ontvangen heeft.
5Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! die bij de reeën of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het haar luste!
 Ik bezweer u, Dit gehele vers is verklaard Son 2:7 .
6Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, en met allerlei poeder des kruideniers?
 Wie is zij, Dit is ene verwondering der zwakgelovigen, sprekende van de kerk, als van het volk Israël, dat uit de woestijn opging naar het beloofde land, zich verwonderende over de vrijmoedigheid en heerlijkheid der kerk, nadat zij ontworsteld was uit de verdrukking en zware aanvechting, waarvan boven, Son 2 gesproken is, alsook in het begin van dit hfdst.
,
 de woestijn, Bij de woestijn wordt hier verstaan de verwoesting van de uiterlijke gedaante der kerk, zo door tirannie als door ketterij, scheuring en zware ergernissen; gelijk het woord woestijn ook genomen wordt Isa 32:15 ; Rev 12:6 .
,
 als rookpilaren, Als een sterke rook, die recht opgaat, gelijk een pilaar, of palmboom, welke betekenis het Hebreeuwse woord ook heeft. Dit betekent de vrijmoedigheid der kerk in het oefenen van den waren godsdienst, zonder dien na te laten uit vrees der boze mensen, of andere inzichten; Heb 12:1 .
,
 mirre Door mirre en wierook moet men verstaan de verdiensten van Jezus Christus, die God den Vader een welriekende reuk zijn, Eph 5:2 ; Rev 8:3-5 .
,
 poeder Men kan bij dit poeder verstaan de vruchten der wedergeboorte, alsook, en inzonderheid, de gebeden en dankzeggingen der gelovigen; Mal 1:11 .
,
 des kruideniers? Of, der drogisten. Anders: der apothekers, der parfumeriebereiders.
7Ziet, het bed, dat Salomo heeft, daar zijn zestig helden rondom van de helden van Israël;
 Ziet, Dit schijnen woorden van de Bruid te zijn.
,
 het bed, Anders: zijn bed is als het bed van Salomo.
,
  dat Sálomo Hierdoor wordt afgebeeld dat de kerk Gods van Christus bewaard wordt, maar nog veel beter en voortreffelijker dan de koning Salomo door al zijne trawanten is bewaard geworden. Want de engelen Gods, die dienstbare geesten zijn, worden van Christus uitgezonden om hen te beschutten en te beschermen. Zie Heb 1:14 . De gelovigen kinderen Gods, aldus bewaard en bewaakt zijnde, vrezen niet voor den schrik van den nacht, noch voor den pijl die des daags vliegt; Psa 91:5 . Hierbij kan men ook verstaan de herders en leraars, die de kerk Gods moeten bewaken en bewaren.
,
 van de helden Wat al kloeke dappere helden er in Israël geweest zijn, is te zien 1Ch 11:10-11 tot 1Ch 11:47 en 1Ch 12:1-2 , tot 1Ch 12:38 .
8Die altemaal zwaarden houden, geleerd ten oorlog, elk hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des nachts.
 Die altemaal Alzo zijn ook de heilige engelen gewapend met Gods rechtvaardige wraak, als met zwaarden om de goeden te beschermen en om de kwaden te straffen; 1Ch 21:16 . Alle getrouwe herders der kerk zijn gewapend met het Woord Gods en de Christelijke tucht, hebbende beide wraak tegen alle ongehoorzaamheid; 2Co 10:6 ; Psa 149:7 . Hoewel ook anderszins alle Christenen gewapend zijn met het zwaard des Geestes; Eph 6:17 .
,
 geleerd Te weten van God, die de handen zijns volks leert strijden; 2Sa 22:35 ; en zijnen engelen en leraars kracht geeft om de kerk te bewaken en te bewaren. Anders: ervaren, geschikt, geoefend.
,
 hebbende Te weten gereed en vaardig staande om te vechten; gelijk Exo 32:27 .
,
 vanwege Des nachts is men aan meer gevaren onderworpen dan des daags, hetzij van dieverij, moorderij, verraderij, of dergelijk ongemak, hetwelk meest bij nacht geschiedt; zodat men alsdan goede wacht moet houden, Mat 24:43-44 . Alzo moet elk Christelijk ridder gewapend staan, gelijk de apostel ons leert Eph 6:12-14 ; inzonderheid ten tijde van vervolging.
9De koning Salomo heeft zich een koets gemaakt van het hout van Libanon.
 koets Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk ene bruidkoets of bedstede. Doch het betekent ook een koetswagen. Het schijnt dat hier gesproken wordt van dien triomfwagen, waarvan Psa 45:5 geschreven staat, waar bij den wagen verstaan wordt het woord der waarheid, of de predikatie van het heilig Evangelie. Anderen verstaan door het Hebreeuwse woord een sierlijk gebouw.
,
 het hout Dat is van cederhout, hetwelk op den berg Libanon overvloediglijk pleegt te wassen. Zie de aantekening Jdg 9:15 . Dit hout verrot niet. Zodat de leer van het heilige Evangelie bekwamelijk bij hetzelve mag vergeleken worden. Want het is een eeuwige Evangelie, Rev 14:6 . Zie Son 1:17 .
10De pilaren derzelve maakte hij van zilver, haar vloer van goud, haar gehemelte van purper; het binnenste was bespreid met de liefde van de dochteren van Jeruzalem.
 De pilaren Door de pilaren of kolommen wordt de standvastigheid betekend, Rev 3:12 , en door de pilaren van zilver kan men hier verstaan de getrouwe herders der kerk, doch inzonderheid de profeten en apostelen. Zie Gal 2:9 .
,
 vloer Of, bodem, grond, onderlaag; anders: stoel; te weten, waarop Salomo zat in zijne koets. Christus, die de grondslag of het fondament zijner kerk is, wordt terecht bij goud vergeleken, maar de pilaren bij zilver. Zie 1Co 3:11 ; Rev 21:21 .
,
 gehemelte Versta bij dit gehemelte de koninklijke bescherming Gods over zijne kerk.
,
 bespreid Of, geplaveid, gevloerd, of bezet met lieflijkheid, of geplaveid met liefde; dat is, lieflijk gewrocht, te weten, met lieflijke beelden of schone figuren geborduurd, of kunstiglijk met de naald gewrocht van de dochteren van Jeruzalem. Anders: ontstoken. Naar de geestelijke beduiding kan men hier door de liefde verstaan die innerlijke liefde, die God zijnen kinderen toedraagt, gevende zijnen Zoon voor het leven derzelve, mitsgaders die liefde, die wij God en onzen naasten toedragen; want wij kunnen God niet liefhebben, of Hij moet ons eerst zijne liefde bewijzen; 1Jo 4:10 . Sommigen verstaan vs.9,10 als ene beschrijving van de hemelse heerlijkheid.
11Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten.
 Gaat uit, In vs.11 wordt onder den naam en de heerlijkheid van Salomo, die een voorbeeld op Christus geweest is, beschreven de glorie, die alle kinderen Gods zullen aanschouwen op de bruiloft des Lams, die voor de uitverkoren kinderen Gods bereid is. Als wij vermaand worden uit te gaan, daarmede wordt te kennen gegeven dat het de moeite waard is dat men wat moeite daarom doe, gelijk men doet om een koning in zijn triomf te aanschouwen.
,
 Gij, dochteren De dochteren Zions betekenen hier de Christenen, of de kerk van Christus, gelijk Isa 49:14 , Isa 49:22 . Dezen worden hier vermaand dat zij Christus [den rechten Salomo] zullen aanschouwen en aannemen met zijne kroon, dat is in glorie en heerlijkheid. Zie Psa 149:2 ; Mat 21:5 ; Rev 6:1 , Rev 6:3 , Rev 6:5 , Rev 6:7 .
,
 waarmede Hem Het schijnt uit deze woorden dat Bathseba haren zoon Salomo met een schone en sierlijke kroon vereerd heeft op zijn bruiloftsdag, en door deze kroon wordt afgebeeld de heerlijkheid van Christus, waartoe Hij verheven is door zijne hemelvaart en die Hij zijne kerk zal laten aanschouwen in den hemel. Zie Luk 24:26 ; Joh 17:24 ; Phi 2:9 .
,
 Zijner bruiloft, Anders: zijner ondertrouw; te weten toen Salomo trouwde met zijne bruid. Geestelijkerwijze mag men hier verstaan het huwelijk van Christus met zijne kerk, hetwelk geschiedt als zij de predikatie van het heilige Evangelie met waar geloof aanneemt, alsdan wordt zij gezegd aan Christus te huwelijken; 2Co 11:2 . Gelijk zich een bruidegom over zijne bruid verheugt, alzo verheugt zich God over zijn volk; zie Isa 62:1 , Isa 62:5 .
Copyright information for DutSVVA