Song of Solomon 4
1Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, die het gras van den berg Gileads afscheren. ▼ , ▼ , ▼ , ▼▼ tussen Of, tussen uwe tuigen; gelijk onder vs.3. Anders: uwe haarbindselen.
,
▼▼ is als een kudde Dat is, het is schoon, glad en teder, als het haar der geiten, die op den berg van Gilead weiden, of ergens in een goede vette landouw gaan, en daarvan vet worden en teder zacht haar krijgen; dat is, gij zijt versierd met goede werken.
,
▼
,
▼ 2Uw tanden zijn als een kudde schapen, die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos. ▼▼ Uw tanden Te weten, uw geestelijke tanden, met welke gij de spijs der ziel moet herkauwen, hebben al het sieraad, dat men in de tanden zou mogen vereisen, en zijn dienvolgens bekwaam om de geestelijke spijs te kauwen en herkauwen.
,
▼▼ geschoren Of, afgesneden zijn; of die elkander gelijk gemaakt zijn, alzo dat de een niet groter is dan de ander, anderszins zou het kwalijk staan en hinderlijk zijn in het kauwen der geestelijke spijs.
,
▼▼ die uit de wasstede Of, die opkomen van het wassen, en derhalve schoon en wit zijn.
,
▼▼ zonder jongen Dat is, onvruchtbaar.
3Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. ▼▼ Uw lippen De lippen zijn de instrumenten om de woorden voort te brengen; en hier betekenen zij de leraars van het Woord en derzelver lieflijke leringen, hetwelk met de naastvolgende woorden [en uwe spraak is lieflijk] breder wordt te kennen gegeven.
,
▼▼ als een scharlaken Dat is, rood, hetwelk in de lippen geprezen wordt. Het betekent dat hare leer den ledematen der gemeente aangenaam is.
,
▼▼ een stuk Daar men rode korrels of granen in ziet. Onder den slaap moet men mede verstaan de rode blozende wangen, zijnde een deel van de schoonheid van het aangezicht. Doch hier betekent het schaamte, en eerbaarheid in de ledematen der Kerk, zich nauw wachtende van iets te doen of te spreken, waar zij schaamrood van worden.
,
▼▼ tussen Gelijk boven, vs.1.
4Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden. ▼▼ Uw hals Dat is, uw hals is rechtop hoog en sterk, en met sieraad omhangen, gelijk die schone toren, dien David gebouwd heeft. Zie Neh 3:19 , Neh 3:25 , en Mic 4:8 . Doch anderen verstaan dit van den burg Davids, 2Sa 5:7 , 2Sa 5:9 . Dit betekent den moed, kloekmoedigheid en zekere hoop der kerk van Christus, die met Christus haar Hoofd verenigd zijnde, haar nek niet meer buigt om den duivel te dienen of de zonde, Rom 6:17-18 ; of de mensen, 1Co 7:23 . Maar door de wapenen van haren krijg [die niet vleselijk zijn, maar machtig door God, om de sterken neder te werpen, 2Co 10:4 ] , staat zij vast in den bozen dag, gewapend gelijk er geschreven staat Eph 6:11 , enz.
,
▼▼ tot ophanging Of, tot ene wapenkamer, of magazijn van allerlei wapentuig. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier gevonden; en het schijnt dat hier zulke wapenen worden te verstaan gegeven, die tot kwetsing of bezering des vijands dienen, gelijk door de rondassen en schilden zodanige wapenen, waarmede men zijn lichaam beschermt en de slagen afweert.
,
▼▼ duizend rondassen Het getal van duizend staat hier en elders voor een groot getal.
,
▼▼ der helden Van de helden Davids en hun kloeke daden zie 2Sa 23:8 , en 1Ch 11:10 tot 1Ch 11:47 , wier schilden ter eeuwiger gedachtenis in Davids toren opgehangen zijnde, hier betekenen al diegenen, die door het schild des geloofs, vele grote en treffelijke dingen hebben uitgericht, van welke de apostel enigen verhaalt Heb 11 .
5Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de leliën weiden. ▼▼ twee borsten Versta hier bij de twee grote borsten die leringen en vertroostingen, die in het Oude en Nieuwe Testament te vinden zijn, waarmede de gelovigen gespijsd en gelaafd worden. Zie Isa 66:11 , en 1Pe 2:2 . Anderen verstaan door de twee borsten der Bruid de bediening des Woord Gods en der heilige sacramenten, waarmede de schapen en lammeren van Christus als op een goede vette weide gevoed worden.
,
▼▼ zijn gelijk Dat is, zij zijn beide schoon, vol, vast en elkander gelijkvormig. Alzo zijn in alle manieren het Oude en Nieuwe Testament elkander gelijk, het een met het andere in alles accorderende en overeenkomende.
,
▼ 6Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel. ▼▼ Totdat De Bruidegom beantwoordt hier de zwarigheid, die zijne Bruid mocht voorwerpen, zeggende: Heere Jezus Christus, ben ik zo schoon in uwe ogen, waarom wacht Gij zolang met het houden van onze bruiloft? Hierop antwoordt de Bruidegom: Gij moet verwachten den tijd, die hiertoe van eeuwigheid bestemd en besloten is; te weten den tijd van de oprichting aller dingen; Act 3:21 . Dat is, totdat der wereld avond of einde komt, dan zal Ik u tot mij opnemen, middelerwijl zal Ik tot den mirreberg gaan; dat is ten hemel opvaren, waarheen de gelovigen dagelijks hunne gebeden [die als een welriekende mirre en wierook zijn; Son 5:13 ] opofferen en heenzenden; Ik aldaar zijnde en blijvende uw Voorspreker bij mijn hemelsen Vader.
7Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u. ▼
,
▼ 8Bij Mij van den Libanon af, o bruid! kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top van Amana, van den top van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden. ▼▼ Bij Mij Dit spreekt Christus tot zijne Bruid, die Hij straks gezegd heeft heel schoon te zijn. De zin is: Kom tot mij in den hemel, dien gij nu door het geloof aanschouwt, als gij het beloofde land Kanaän zaagt van boven de omliggende bergen, die hier genoemd worden, zijnde nog onder de tirannen gezeten, die men hier moet verstaan door de leeuwen en luipaarden. Zie Psa 57:4 . Eenigen verstaan hier door deze bergen aan verscheidene hoeken van het Joodse land liggende, niet alleen de beroeping der Joden, maar ook der heidenen in die vier hoeken der wereld verstrooid.
,
▼
,
▼▼ Libanon af; Libanon, of Libanus, is wel een zeer lustige plaats geweest, Deu 3:25 , maar bij andere vruchtbare plaatsen vergeleken zijnde, was het ene wildernis, Isa 29:17 , en als een wildbaan, of jachtplaats, 2Ki 14:9 , waarop hier gezien wordt. Doch op andere plaatsen der Heilige Schrift betekent Libanus voortreffelijke en lieflijke dingen, ten aanzien van de menigte der schone bomen, die daarop wiessen; gelijk Son 3:9 , en Son 5:15 .
,
▼▼ top Of, spits. Hebreeuws, het hoofd.
,
▼
,
▼
,
▼▼ der leeuwinnen, Of, der leeuwen.
,
▼▼ van de bergen der luipaarden Hierbij verstaan enigen: verlost en bevrijd zijnde, zult gij zien het gevaar waarin gij geweest zijt. En aan de andere zijde zult gij zien den gelukkigen staat, waar gij toe gebracht zijt; of iets dergelijks; zie 1Co 6:9-11 .
9Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van uw hals. ▼▼ Mij het hart Of, mijn hart hebt gij genomen.
,
▼
,
▼▼ Mijn zuster, Aldus wordt de kerk genoemd ten aanzien dat Christus onzer aller broeder is, hebbende ons vlees en bloed aangenomen en ons door het geloof tot Gods kinderen en zijne broeders en medeërfgenamen gemaakt. Zie Mat 12:50 ; Joh 1:13 ; Rom 8:16-17 ; Heb 2:11 .
,
▼▼ gij hebt mij En derhalve moogt gij wel gerust en verzekerd zijn dat Ik u voor altoos niet verlaten zal.
,
▼
,
▼
,
▼▼ van uw hals Te weten, hangende.
10Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn, en de reuk uwer oliën dan alle specerijen! ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 11Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem; honig en melk is onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk van Libanon. ▼▼ Uw lippen, Met welke gij God aanroept, zijn Woord predikt, zijnen naam looft en prijst en uwen naaste sticht.
,
▼▼ druppen Dat is, uwe redenen zijn mij zo lieflijk en aangenaam als den mensen het honigzeem. Zie deze gelijkenis ook Psa 19:11 , en Psa 119:103 .
,
▼
,
▼▼ de reuk uwer Dat is, uwe goede werken.
,
▼▼ de reuk van Libanon Op den berg Libanon wiessen vele welriekende bomen en kruiden, inzonderheid wierookbomen, waar de berg Libanon zijnen naam van heeft, want Lebona betekent wierook. Hos 14:6-8 , belooft God Israël dat zijn reuk zou zijn als de Libanon, door den dauw zijner genade. Zie 2Co 2:14-15 .
12Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein. ▼▼ besloten hof, Of, gegrendelde, toegesloten, in slot gedane hof. Hiermede wordt de onbevlekte, geestelijke reinheid en kuisheid der kerk beduid, die den vreemden vrijers of verleiders geen toegang geeft. Doch anderen verstaan dit van de bescherming Gods, die zijne kerk bewaart voor de wilde dieren; dat is voor de wrede tirannen. Isa 5 vergelijkt God zijne kerk bij een besloten wijnstok; en Zec 2:5 belooft Hij rondom Jeruzalem te zullen zijn een vurige muur.
,
▼▼ een besloten wel, Uit welke het klare water van het heilig Evangelie is spruitende, waarmede de bedroefde harten en gemoederen verkwikt en gelaafd worden, Psa 23:2 ; achtervolgens de belofte, die God zijne kerk doet, Isa 58:11 . En daarom wordt deze wel of springader gezegd besloten te zijn, omdat dit water der genade alleen den ledematen der kerk toekomt. Niemand komt daartoe dan door Christus.
,
▼ 13Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus; ▼
,
▼
,
▼▼ edele vruchten, Of, uitnemende, voortreffelijke vruchten. Versta hierdoor de goede werken der gelovigen, die God aangenaam zijn, gelijk granaatappelen en andere lieflijke vruchten den mensen zijn.
,
▼▼ cyprus Zie boven, Son 1:14 . Hebreeuws, cyprussen met nardussen, of veel cyprus met veel nardus. Daarom wordt het woord nardus hier gesteld in het getal van velen, en vs.14; in het getal van een, omdat er verscheidene soorten van nardus zijn; of versta hier de bladeren van cyprus en nardus, die ook wel rieken.
14Nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloë, mitsgaders alle voornaamste specerijen. ▼
,
▼▼ bomen Dat is, van zulke bomen, die wierook geven.
,
▼
,
▼
,
▼▼ voornaamste specerijen Versta hierbij, uit vs.13, zijn uwe scheuten, of ranken. En door deze lieflijke, welriekende kruiden of specerijen worden te kennen gegeven de velerlei gaven des Heiligen Geestes, waarmede de godzaligen begenadigd zijn; zie 1Co 12:5-6 , enz.; Gal 5:22-23 ; 1Pe 4:10 .
15O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien! ▼
,
▼
,
▼▼ die uit Libanon Het schijnt dat hier gezien wordt op de rivier de Jordaan, die haar oorsprong neemt aan den voet van den Libanon, en zij liep langs door het beloofde land, hetzelve bevochtigende. Daar staat Rev 22:1 , dat er uit den troon Gods en des Lams [hetwelk Christus is] een zuivere stroom van het levende water voortkwam.
16Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten! ▼▼ Ontwaak, Of, rijs op, sta op. Dit is ook een zegen, dien God over zijn hof, dat is over zijne kerk zendt. Te weten, dat de winden daarop waaien, om dien te verversen en de lucht te zuiveren, en alzo denzelven vruchtbaarder te maken. Versta hier door den wind den Heiligen Geest, gelijk Joh 3:8 , en Act 2:2 . En ofschoon de zuider en noordenwind van verscheiden kwaliteiten en werkingen zijn, de een zijnde koud, de andere warm, de een vochtig, de ander droog, zo zijn zij nochtans beide dezen hof of der kerk Gods bevorderlijk, die somtijds scherpe bestraffingen, somtijds ook kalmte en zoete vertroosting van node heeft.
,
▼
,
▼▼ mijn hof, Merk dat de kerk dezen hof noemt haren hof, ook zijnen: te weten Christus' hof, ten verscheiden opzien. Christus is de eigenaar en erfgenaam van dezen hof; maar de opzieners der kerk zijn Gods akkerlieden en medewerkers in dezen hof, dat is gemeente, waaraan iegelijk lidmaat de geestelijke gemeenschap mede heeft; 1Co 3:9 .
,
▼▼ dat zijn specerijen Dat is, opdat de reuk verspreid worde.
,
▼
,
▼▼ edele vruchten Zie boven, vs.13.
Copyright information for
DutSVVA