Song of Solomon 6
1Waar is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? Waarheen heeft uw Liefste het aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken? ▼ , ▼▼ het aangezicht Te weten, van u tot anderen, of tot een andere plaats.
,
▼▼ opdat wij Hem Of, en wij zullen Hem met u zoeken. De dochteren van Jeruzalem, hebbende gehoord hoe de Bruid haren Bruidegom geprezen had, zijn daardoor bewogen geworden om ernstiglijk tot tweemaal toe naar Hem te vragen [alzo haar groten ijver uitdrukkende], en zij beloven dat zij Hem met haar willen zoeken, opdat zij zijne genade en zegeningen mede mochten deelachtig worden. Dusdanig is de kracht der predikatie van het heilige Evangelie in de harten der uitverkorenen. Zie Act 2:37 , Act 4:4 , en Act 11:20-21 .
2Mijn Liefste is afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, en om de leliën te verzamelen. ▼
,
▼
,
▼▼ de specerijbedden, Het schijnt dat hiermede te kennen gegeven worden de hopen, of gezelschappen der gelovigen, in wier harten, als in een goede aarde, het goede zoetriekende zaad van het goddelijke Woord gezaaid wordt; Mat 13:8 , Mat 13:23 . Dit is des Bruidegoms lusthof, waar Hij met zijn genade en geest altijd omtrent is, en Hij schept zijn vermaak in de goede werken der gelovigen, gelijk iemand doet in lieflijke kruidbedden met allerlei kostelijke specerijen en bloemen bezet en bezaaid.
,
▼
,
▼
,
▼ 3Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de leliën weidt. ▼▼ Ik ben mijns Liefsten, De Bruid verheugt zich hier vanwege de liefde en den vrede, tussen haren Bruidegom en haar vernieuwd, onaangezien haar vorige zwakheden en wederwaardigheden. Deze zelfde woorden spreekt de Bruid ook van haren Bruidegom, boven Son 2:16 , en onder Son 7:10 ; doch een weinig in een anderen zin.
,
▼▼ Die onder de leliën Dat is, niet alleen op een gezonde weide, maar ook op een overvloedige lustige weide, tot verkwikking en tot eeuwigen troost zijner schapen.
4Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als slagorden met banieren. ▼
,
▼▼ Thirza, Dit was ene stad in het land Kanaän, niet wijd van Samaria gelegen, in welke hof gehouden heeft een van de koningen, die Jozua heeft overwonnen; Jos 12:24 . Naderhand hebben de koningen van Israël er hof gehouden, totdat Samaria gebouwd was door Omri. Zie 1Ki 14:17 , en 1Ki 15:21 , 1Ki 15:33 , en 1Ki 16:6 , 1Ki 16:8 , 1Ki 16:23 . De Griekse overzetters vertalen het woord Tihrtsa, en stellen in den tekst, goed vermaak, of gunstige aanneming. Waaruit af te nemen is dat het een schone aangename stad geweest is, in hoedanige plaatsen de koningen en prinsen plachten te wonen. Dusdanige fraaiheid of schoonheid wordt hier de Bruid toegeschreven, zijnde schoon en aangenaam gemaakt door Christus haren Bruidegom; Eph 1:6 , en Eph 5:27 .
,
▼▼ Jeruzalem, De stad Jeruzalem is vermaard vanwege hare schoonheid en heerlijkheid. Zij is eertijds de vermaardste stad geweest van geheel het Oosten, Plin. lib. 5 cap. 14. Zij was de stoel van den zuiveren godsdienst en de woonplaats der koningen van Juda; Psa 122 . Zij wordt genoemd de vreugde der ganse aarde; Psa 48:3 .
,
▼▼ schrikkelijk Dat is, vol van majesteit en moed, vreeslijk in de ogen harer vijanden, gelijk onder vs.10.
,
▼▼ als slagorden Hebreeuws, als gebanierden; te weten, legers, of slagorden; dat is als legers, staande onder hunne banieren, of vaandels in slagorde, vaardig om slag te leveren. Daarom is de kerk van Christus schrikkelijk voor de ogen harer vijanden, omdat zij omlegerd is met vele krachtige engelen, 2Ki 6:17 , en 2Ki 19:35 ; idem omdat zij gewapend is met geestelijke wapenen, zie Act 5:11 ; Eph 6:13 ; 2Co 10:4 . Zie ook onder, vs.10.
5Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten, die het gras van Gilead afscheren. ▼
,
▼
,
▼▼ zij doen Mij Anders: Zij hebben mij opgelicht, of verheven.
,
▼
,
▼ 6Uw tanden zijn als een kudde schapen, die uit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen, en onder dezelve is geen jongeloos. ▼ 7Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. ▼ 8Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijwijven, en maagden zonder getal. ▼▼ Er zijn Deze woorden mag men ook nemen als onder voorwaarde gesproken zijnde, aldus: Laat daar zestig koninginnen zijn; dat is, al waren er zestig koninginnen, enz., nochtans is eene mijne duif, enz.
,
▼▼ Zestig . . . tachtig Dit spreekt de Bruidegom Christus onder den naam van Salomo, die zijn voorbeeld geweest is. Eenigen besluiten hieruit dat Salomo dit lied gedicht heeft in de eerste jaren van zijn koninkrijk, toen hij nog zovele vrouwen en bijwijven gehad heeft; 1Ki 11:3 . Doch enigen menen dat hier een zeker getal voor een onzeker gesteld is; Job 5:19 ; Mic 5:4 , en elders meer. De geestelijke zin is dat de ware kerk alleen de kerk van Christus te achten is, gelijk hier vs.9 breder gezegd wordt.
,
▼▼ bijwijven, Van het woord bijwijven zie Gen 22:24 . Het schijnt dat door deze koninginnen en bijwijven verstaan worden die kerken, die zich voor ware kerken uitgeven, maar geen inwendige geestelijke gemeenschap met den Bruidegom Christus hebben, hoewel zij door Gods genade daartoe kunnen gebracht worden.
,
▼ 9Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen. ▼▼ Een enige Of, [maar] zij alleen is mijn duif. Dit wordt gesteld tegen het groot getal der koninginnen, enz., vs.8. En hier wordt de Bruid van Christus, die maar een is, [gelijk er maar een lichaam, een Geest, eene hoop, een Heere, een geloof is; Eph 4:4-5 ] gesteld en meer geacht dan het groot getal van anderen, die in hun eigen en anderer mensen mening koninginnen en prinsessen zijn. Zie wat God tot Israël spreekt Exo 19:5 ; 2Sa 7:23 .
,
▼
,
▼
,
▼▼ dergenen, Hebreeuws, van hare baarster.
,
▼▼ de dochters Te weten, de dochters of maagden van wie vs.8 gesproken is.
,
▼▼ haar zien, Dat is, haar staat en gelegenheid terdege kennen.
,
▼
,
▼▼ prijzen Dat is, zij zullen haar gelukzalig achten. De zin is, ofschoon de kerken, die in deze wereld zo van anderen als van zichzelven zo groot geacht worden, schijnen de ware kerk te zijn, nochtans zullen zij eindelijk overtuigd worden, immers [tenzij dat zij zich bekeren] ten jongsten dage, als zij de schapen zullen zien staan aan de rechterhand van den oppersten rechter, dat er maar een ware kerk is en dat die welzalig zijn, die tot dezelve behoren; Mal 3:18 .
10Wie is zij, die er uitziet als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met banieren? ▼▼ Wie is zij, Dat is, wat voor een is dit? Dit wordt gevraagd door degenen, die in het einde van vs.9 vermeld zijn. Zij verwonderen zich over de schoonheid en heerlijkheid der kerk Gods, alsof zij zeiden: Is dat die kerk, die wij versmaad hebben? Zie hoe heerlijk is zij nu!
,
▼▼ uitziet Of, uitkijkt, verschijnt.
,
▼
,
▼
,
▼▼ zuiver Zuiver, of klaar, of rein. als de zon, Christus is de zon der gerechtigheid, Mal 4:2 . De vrouw, te weten zijne Bruid, is met de zon bekleed, Rev 12:1 . Want zij heeft Christus aangedaan door het geloof, Gal 3:27 ; door wiens gerechtigheid zij gezuiverd is van hare zonden, en alzo is zij heerlijk en schoon schijnende.
,
▼▼ schrikkelijk Te weten harer vijanden, met wie zij te vechten heeft onder de banier van haren Bruidegom, aanhebbende niet vleselijke wapens, maar machtig door God om de sterkten neder te werpen; 2Co 10:4 . Zie ook Exo 15:14-16 ; Deu 2:25 , en Deu 33:29 ; Psa 48:5-6 . Zie ook boven de aantekening vs.4.
11Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten der vallei te zien; om te zien, of de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten. ▼▼ Ik ben Dit zijn de woorden van den Bruidegom, aanwijzende hoe Hij den hof, zijne kerk bezoekt.
,
▼▼ notenhof Het Hebreeuwse woord Egoz wordt alleen hier gevonden. De meeste vertalers nemen het voor noten, en menen dat men hier moet verstaan, niet slechte noten, maar notenmuskaten, hoedanige lieflijke vruchten veel in den hof van den Bruidegom wassen. Zie boven Son 4:12-14 . Anders: gezuiverden of besnoeiden hof.
,
▼▼ groene vruchten Anders: nieuwe of eerste vruchten; te weten die in het voorjaar rijp worden. De zin is, dat na den winter des tegenspoeds, de lieflijke lente der genade in den hof der ker verschijnt.
,
▼▼ der vallei Of, in de laagte, waar de kerk van Christus bewaterd en bevochtigd wordt met Gods Woord en Geest, om overvloedige vruchten te dragen.
,
▼▼ Wijnstok . . . granaatbomen Versta hier door den wijnstok en de granaatbomen het volk van God geroepen en in den hof der kerk geplant, hetwelk bottende en bloeiende in ware en oprechte kennis en wetenschap, daarna vruchten voortbrengt der goede werken ter ere Gods en stichting des naasten. Zie boven Son 2:13-14 .
,
▼▼ uitbotten Of, bloesemden of knopten.
12Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk. ▼▼ Eer ik het wist, Dit schijnen nog de woorden des Bruidegoms te zijn. Als Hij zegt: Eer Ik het wist; dat is te zeggen in der haast, onvermoed, onvoorziens, vanwege mijn groot verlangen naar den hof. Alwaar Ik, ziende en bevindende zo schone vruchten, heb Ik mijn volk als met wagens voortgeholpen, het ook beschermende tegen hunne vijanden. Dit kan men ook door het woord wagens verstaan, overmits men eertijds wagens in den krijg gebruikte. Zie Jos 11:4 , en 1Sa 13:5 , en elders meer. Sommigen verstaan hier de heilige engelen.
,
▼▼ zette Dat is: Ik zet mijzelven. Deze manier van spreken is zeer algemeen in de Heilige Schrift; zie daarvan voorbeelden Psa 6:4 ; Ecc 7:28 ; Son 1:7 ; Isa 1:14 , en Isa 61:10 en elders meer. De zin is: Ik werd bewogen door mijn vurige barmhartigheid en niet door uwe verdiensten. Anders: mijne ziel; dat is mijne begeerte. Zie Psa 27:12 .
,
▼▼ van mijn vrijwillig Of, van mijn edel, of prinselijk volk. Het Hebreeuwse woord nadib, hetwelk hier gebruikt wordt, is te zeggen vrijwillig, of goedwillig, of vrij, of edel, of prinselijk. Eenigen hebben hier: op de wagens van Amminadib, makende van twee woorden een; ook vindt men nergens in de Heilige Schrift wie deze Amminadib zou wezen. Daarom is het beter dat men hier stelle: mijn vrijwillig volk; te weten, de Christengelovigen, die gezegd worden vrijwillig te zijn ten dage der macht, of des heirs; Psa 110:3 . Het gepredikte Woord met alle genegenheid ontvangende, Act 2:41 , en Act 17:11 .
13Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer weder, dat wij u mogen aanzien. Wat ziet gijlieden de Sulammith aan? Zij is als een rei van twee heiren. ▼▼ Keer weder, Dit betekent den ernstigen wens van de bekering der verdwaalden, en het wordt daarom viermaal herhaald, omdat wij van nature traag van hart en van oren zijn, Luk 24:25 ; Heb 5:11 . Eenigen duiden dit op het wederroepen en wederkeren der Joden tot Christus. Zie Rom 11:25 . Anderen menen dat dit de woorden zijn van de speelgenoten der Bruid.
,
▼▼ o Sulammith Salomo heeft zijnen naam van vrede, 1Ch 22:9 . Jeruzalem wordt ook Salem genoemd, Psa 76:3 , dat is, vrede, Heb 7:2 . Alzo wordt de kerk, of het volk, hetwelk geroepen wordt om weder te keren, Sulammith genoemd, hetwelk zoveel te zeggen is, als vreedzame, of vredige, of in vrede levende, ten aanzien van den vrede, dien zij heeft met God door Jezus Christus; Rom 5:1 . Het is dan zoveel alsof de Bruidegom hier zeide: Kom herwaarts, mijn lieve Bruid, die naar mijnen naam Salomo, Vredevorst, of vreedzaam genoemd wordt Sulammith; dat is, vreedzame, keer weder, kom tot mij, Ik zal u tot genade aannemen, al hebt gij mij vertoornd.
,
▼▼ wij u mogen Deze woorden schijnen gesproken te zijn door de vrienden van Sulammith, wensende te mogen zien dat de vorige gaven en genade wederom op of in haar mochten gezien en bespeurd worden, want de engelen zelf wensen te mogen zien die dingen, die de kerk door het Evangelie zijn medegedeeld; 1Pe 1:12 . Zie ook Psa 27:4 ; Isa 52:8 .
,
▼▼ aanzien Of, aanschouwen; te weten met vreugde en blijdschap.
,
▼▼ Wat ziet gijlieden Eenigen menen dat dit de woorden der Bruid zijn. Anderen nemen ze voor de woorden van den Bruidegom. Anders: wat ziet gijlieden [toch] aan Sulammith? of aan de Sulammietische.
,
▼▼ een rei Of, als een gezelschap; dat is een hoop dergenen, die een rei maken, die tezamen vrolijk zijn. De Israëlieten, zelfs ook de godzaligen, plachten met reien zich te verblijden en God te danken voor verworven overwinningen, of om andere oorzaken; Exo 15:20 ; Jer 31:4 , Jer 31:13 ; Luk 15:25 . In deze plaats wordt door de rei te kennen gegeven de blijdschap der gelovigen, als zij tot Christus komen zullen.
,
▼▼ van twee heiren Door deze twee heiren wordt te kennen gegeven de menigte dergenen, die zich tot Christus bekeren zouden. Doch anderen verstaan door de twee legers de kerk van Christus, bestaande uit Joden en heidenen. Anderen houden hier in den tekst het Hebreeuwse woord Machanaïm, dat twee heiren, of twee leger betekent. Zie Gen 32:1-2 .
Copyright information for
DutSVVA