Zechariah 7:5-6
5Spreek tot het ganse volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende maand, namelijk nu zeventig jaren, hebt gijlieden Mij, Mij enigszins gevast? ▼ , ▼ , ▼▼ nu zeventig jaren, Namelijk zolang als de Babylonische gevangenschap geduurd heeft, en daarna tot dezen tijd toe.
,
▼▼ Mij, Mij Dat is, mij ten gevalle, alzo dat het mij zou behaagd hebben? of, dat mij daarmede enige bijzondere eer of enigen godsdienst zou aangedaan zijn? De zin is: dat de ware godsdienst niet eigenlijk bestaat in het vasten, of in eten en drinken, maar in het onderhouden der geboden Gods.
,
▼▼ enigszins gevast? Hebr. vastende gevast?
6Of als gij at, en als gij dronkt, waart gij het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt? ▼▼ waart gij het niet, Dat is, hebt gijlieden niet voor uzelven gegeten en gedronken? Ik heb er geen voedsel van gehad, maar gijliede.
Copyright information for
DutSVVA