1 Chronicles 5:1-2
1De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van Israël; ( want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israël; doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht; ▼ , ▼▼ eerstgeboorte Dat is, het recht, dat de eerstgeborene had boven zijn broeders, genietende dubbele portie of deel in het erfgoed, Deu 21:17 . Dit werd Jozef en zijnen zonen gegeven, want in de uitdeling van het land Kanaän zijn Efraïm en Manasse nevens de andere stammen in het lot gesteld, om hun deel te hebben. Zie van Jozef Gen 48:22 , en van zijn zonen, Gen 48:5 .
2Want Juda werd machtig onder zijn broederen, en die tot een voorganger was, was uit hem; doch de eerstgeboorte was van Jozef.) ▼
,
▼▼ uit hem; Anders, hij werd tot een voorganger voor, of, boven hem; te weten, boven JoZEf. Of, aangaande den voorganger was hij meer dan hij; te weten, dan JoZEf. Eerst zijn de koningen, daarna de vorsten of regenten des lands, uit den stam van Juda, uit den huize Davids geweest, tot de tijden van Herodes, als de Silo gekomen is; Gen 49:10 .
,
▼
Copyright information for
DutSVVA