1 Corinthians 1:1-2
1Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de broeder, ▼ , ▼ 2Aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepenen heiligen, met allen, die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere; ▼▼ Korinthe is, Deze was de hoofdstad van Achaje in Griekenland, gelegen tussen twee zeeën, in de engte waarmede Peloponesus vast was aan Achaje, een zeer rijke en vermaarde koopstad, en daarbij vol weelde en overdaad, die eens was verwoest geweest van de Romeinen, maar daarna ten tijde van den keizer Augustus wederom opgebouwd, en tot haar vorigen bloeienden stand gebracht. Zie Act 18:1 .
,
▼▼ den geheiligden Dat is, die door Christus en zijne gemeenschap van den gemenen hoop der wereld zijn afgezonderd tot ene gemeente Gods.
,
▼
,
▼▼ in alle plaats, Namelijk van Achaje, waar Corinthe in lag, gelijk 2Co 1:1 wordt uitgedrukt. Of, der gehele wereld, waar de naam van Christus aangeroepen wordt, gelijk Act 9:14 ; 2Ti 2:22 de gelovigen daardoor beschreven worden. Want hetgeen Paulus aan eene gemeente schrijft, is een voorschrift, waarnaar zich alle gemeenten moeten gedragen; gelijk Christus zeide tot Zijne discipelen; Mar 13:37 .
Copyright information for
DutSVVA