‏ 1 Corinthians 1:6-7

6Gelijk de getuigenis van Christus bevestigd is onder u;
 de getuigenis Dat is, het woord des Evangelies van Christus, Rom 1:16 , gelijk hierna 1Co 2:1 .
,
 bevestigd is Namelijk uitwendig door verscheidene wonderen, die onder hen geschied waren, 2Co 12:12 , en inwendig door de verzegeling des Heiligen Geestes in hunne harten, 1Co 2:12 , en 2Co 1:22 . Zie ook Mar 16:20 .
7Alzo dat het u aan gene gave ontbreekt, verwachtende de openbaring van onzen Heere Jezus Christus.
 aan gene gave Namelijk tot zaligheid en stichting nodig. Anderszins kennen wij hier maar ten dele, en profeteren mar ten dele; 1Co 13:9 . En dit zegt hier de apostel in het algemeen van de ware christenen, die onder hen waren, welke hij daarna over het misbruik dezer gaven berispt ten aanzien van de gebreken, die ook onder sommigen van hen waren ingeslopen.
,
 verwachtende Namelijk in zijn tweede toekomst, in welke wij, in al hetgeen ons nog ontbreekt, eerst zullen volmaakt worden; 1Co 13:10-12 . Zie ook 1Pe 1:7 , 1Pe 1:13 .
Copyright information for DutSVVA