1 Corinthians 10:8-9

8En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend.
 gehoereerd hebben, Namelijk in het land der Midianieten, door den raad van Bileam tot afgoderij en hoererij verlokt zijnde; Num 25 .
,
 drie en twintig Num 25:9 wordt gezegd vier en twintig duizend. Doch het kan zijn dat er tussen de drie en vier en twintig duizend gebleven zijn, waarvan de apostel het minder getal heeft gehouden. Anderen menen dat er drie en twintig duizend met het zwaard zouden gedood zijn, naar het voorbeeld van den ijver van Pinehas, en dat de andere duizend van de voornaamsten daarna zouden gehangen zijn door het bevel van Mozes.
9En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield.
 verzoeken, Dat is, tergen, of zijne macht in het straffen der ondankbaren in twijfel trekken, gelijk de Israelieten, Num 21:5 , als zij met het manna niet tevreden waren, noch met de wateren, die hun de Heere wonderbaarlijk verleende; en gelijk de Corinthiërs, die de maaltijden der afgodendienaren, die vol aanstoot en gevaar waren, liever volgden dan den eenvoudigen kost, dien de Heere hun tehuis verleende.
,
 verzocht hebben, Namelijk Christus, dien hij terstond genoemd had. Want het was de engel des verbonds, de eeuwige Zoon Gods, die hen in de woestijn geleidde, en dien zij tergden. Zie Exo 14:19 , en Exo 23:20 , en Isa 63:9 .
Copyright information for DutSVVA