1 Corinthians 3:5-9

5Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?
 door welken gij Dat is, door wier dienst en prediking; Rom 10:17 .
,
 een iegelijk Namelijk Zijner dienaren, wien Hij Zijne gaven verscheidenlijk uitdeelt. Zie 1Co 12:4 , enz.
6Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven.
 Ik heb geplant, Dat is, den eersten grond der gemeente door mijne predikatie gelegd, gelijk hierna verklaard wordt, vs.10.
,
 nat gemaakt; Dat is, hetgeen ik begonnen had, heeft Hij door Zijne leer bevorderd en versterkt.
,
 den wasdom Dat is, het Woord, dat uitwendig van ons was gepredikt, in de harten der toehoorders krachtig gemaakt tot hunne bekering. Zie Joh 6:44 , Joh 6:4465 ; Act 11:21 , en Act 16:14 , enz.
7Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft.
 iets, noch Te achten of te roemen; hetwelk alzo niet is te verstaan, alsof Paulus de dienaars wilde geacht hebben [want 1Co 4:1 zal hij het tegendeel zeggen]; maar omdat niemand zich op de gaven der dienaren, wie zij ook zijn, alzo moet vergapen, dat hij hun de eer zou geven, die den oppersten auteur van dit werk toekomt; alzo het God is die hen stelt, die hun bekwame gaven geeft, en door hun arbeid krachtig is in de harten der mensen; vs.5, en 1Co 12:6 ; Gal 3:5 .
8En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.
  zijn een; Dat is, arbeiden in een zelfde zaak, en tot een zelfde einde, namelijk om een zelfde leer des Evangelies te verbreiden en de gemeente van Christus te stichten, hoewel met verscheidene gaven. Want hij spreekt hier nog van het ambt der trouwe leraars, gelijk hij en Apollos waren.
,
 naar zijnen arbeid Dat is, nadat hij zich in dit zijn ambt wel zal hebben gekweten en benaarstigd; Mat 25:20 , enz.
9Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.
 wij zijn Namelijk die dienaars van Gods Woord zijn.
,
 Gods medearbeiders Namelijk die onder God aan den bouw der gemeente medearbeiden als werktuigen, die God heeft geliefd daartoe te gebruiken, hoewel het voornaamste werk van Hem komt en de bekwaamheid dezer werktuigen ook zelfs van Hem komt; 2Co 3:5-6 .
,
 Gods akkerwerk, Dat is, gij als leden der gemeente Gods zijt degenen aan wie deze arbeid besteed wordt als aan een groot akkerwerk.
,
 Gods gebouw Een andere gelijkenis, genomen van een groot gesticht, waar een groot meester het beleid van heeft, en waar hij zijne dienaars bezig aan houdt, welke gelijkenis hij daarna breder uitlegt en toeëigent.
Copyright information for DutSVVA