‏ 1 Kings 18:31-32

31En Elia nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord des Heeren geschied was, zeggende: Israël zal uw naam zijn.
 Elia Hij wilde tonen met deze daad dat de twaalf stammen, niettegenstaande hun scheuring in de politie, evenwel behoorden tezamen verenigd te zijn in den godsdienst, om den Heere gelijkelijk met vermijding van alle afgoderij en ijdele superstitie naar zijn woord den schuldigen dienst en eer te bewijzen.
32En hij bouwde met die stenen het altaar in den Naam des Heeren; daarna maakte hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads.
 hij bouwde Dit is een extraordinair werk geweest, komende van een speciaal en bijzonder bevel Gods, en daarom uit te nemen van den algemenen regel; Lev 17:3; Deu 12:13-14.
,
 in den Naam des HEEREN; Dat is, uit last en bevel van God en tot zijn eer. Zie onder, vs.36.
,
 groeve Of, een waterloop.
,
 naar de wijdte Hebreeuws, naar het huis van twee maten zaads; dat is, naar de wijdte. Sommigen verstaan dat de groef zo wijd was als een zak, waar men twee maten zaads in deed; of twee maten zaads in konden gaan. Anderen verstaan dit van de wijdte niet der groef, maar der ruimte, die tussen de groef en het altaar is, begrijpende zoveel plaats als met twee maten zaads kan bezaaid worden.
,
 maten zaads Zie van deze maat Gen 18:6.
Copyright information for DutSVVA