1 Kings 2:26-27
26En tot Abjathar, den priester, zeide de koning: Ga naar Anathoth, op uw akkers; want gij zijt een man des doods; maar op dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de ark des Heeren Heeren voor het aangezicht van mijn vader David gedragen hebt, en omdat gij verdrukt zijt geweest, in alles, waarin mijn vader verdrukt was. ▼ , ▼ , ▼▼ op dezen dag Hetwelk aldus kan verstaan worden, dat Salomo met een mindere straf zich voor dezen tijd heeft laten genoegen, hem houdende ondertussen onder de doodsschuld, alzo dat zo hij in toekomende tijden iets dergelijks kwam te bedrijven, hij het met den dood bezuren zou.
27Salomo dan verdreef Abjathar, dat hij des Heeren priester niet ware, om te vervullen het woord des Heeren, hetwelk Hij over het huis van Eli te Silo gesproken had. ▼▼ verdreef Abjathar, Niet dat Salomo hem van zijn priesterambt eigenlijk heeft afgezet, want hij was reeds bij het leven van David, om zijn misdaad tegen de koninklijke majesteit begaan, afgezet, toen Zadok in zijn plaats gezalfd werd, 1Ch 29:22, maar hij heeft hem verdreven, dat is gebannen in zijn huis te Anathoth, waaruit noodzakelijk moest volgen dat hij het priesterambt te Jeruzalem niet kon bedienen; zijnde ook als politiek dood.
,
▼▼ dat hij des HEEREN priester niet ware, Hebreeuws, van den Heere, of des Heeren priester te zijn.
,
▼▼ om te vervullen Hetwelk wel aldus van Salomo geschied is, maar door het verborgen beleid des heren, waarop Salomo misschien op dien tijd niet heeft gedacht. Zie de voorzeggingen dezer vervulling 1Sa 2:33, en vergelijk Mat 13:35, en Mat 27:9; Joh 12:38, en Joh 19:24, welke plaatsen aanwijzen dat de profetieën Gods zeer dikwijls door de mensen buiten hun weten vervuld worden.
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA