1 Kings 6:20-21

20En de aanspraakplaats vooraan was van twintig ellen in lengte, en van twintig ellen in breedte, en van twintig ellen in haar hoogte, en hij overtoog ze met gesloten goud; ook overtoog hij het cederen altaar.
 vooraan Dat is, welke, als iemand inging van het oosten naar het westen, voor hem lag in het einde van het heilige. Anders, de ruimte, [of, de aangezichten ] van de aanspraakplaats, was van, enz.
,
 twintig ellen in haar hoogte, Boven, vs.2, staat wel, van het gehele huis, dat het dertig ellen in zijn hoogte had, maar dewijl men van het eerste voorhof tot het tweede, en van het tweede tot het heilige, en van dit tot het allerheiligste met trappen moest opklimmen, gelijk men kan afnemen, Eze 40:6, zo is het geen wonder, dat de vloer enige ellen hoger, en nader aan het dak geweest is.
,
 met gesloten goud; Dat is, dicht fijn, rein. Zie 2Ch 3:4. Of, alzo genoemd [gelijk anderen menen] omdat het van David tot de timmering des tempels was opgesloten en bewaard geweest, 1Ch 29:3-4, waar het ook goud van Ofir genoemd wordt, hetwelk om zijn waardigheid altijd in grote achting geweest is, Job 22:24; maar het edelste en kostelijkste goud is in het algemeen ook zou genoemd geweest, omdat men dat zeer nauw pleegt op te sluiten, Job 28:15.
,
 cederen altaar Versta het reukaltaar, van hetwelk ook gesproken wordt onder, vs.22, en 1Ki 9:25. Dit heeft Salomo ook met goud overtogen, en wordt daarom genoemd het gouden altaar, onder 1Ki 7:48.
21En Salomo overtoog het huis van binnen met gesloten goud; en hij toog voor de aanspraakplaats een voorhang henen door met gouden ketenen, en overtoog dien met goud.
 huis van binnen Versta, het heilige der heiligen; gelijk in het einde van vs.21 verklaard wordt.
,
 hij toog De zin is dat Salomo een voorhang heeft laten maken, welken hij langs henen aan het schutsel, hetwelk het heilige van het allerheiligste onderscheidde, heeft opgetogen, hangende aan gouden ketenen. Zie van den voorhang Exo 26:31-33.
Copyright information for DutSVVA