1 Peter 2:13-14

13Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende;
 menselijke ordening Grieks menselijke schepping; welke woorden enigen voor de overheid zelf nemen, die zo genoemd wordt omdat zij uit mensen bestaat en door mensen gewoonlijk wordt gesteld. Anderen verstaan het van de ordinantiën en wetten, die de overheid tot onderhouding der burgerlijke enigheid en welvaart maakt. Doch de eerste verklaring komt met de volgende woorden wel zo goed overeen.
,
 onderdanig, Namelijk in al wat zij u gebieden, zo zulks tegen God en Zijn bevel niet strijdt. Zie Act 4:19.
,
 om des Heeren wil; Dat is, omdat het Gods wil is u door dezelve te regeren. Zie Rom 13:1; 1Ti 2:2.
,
 den koning, Waardoor hier de Roomse keizer wordt verstaan, onder wiens gebied die provinciën toen stonden.
14Hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenen, die goed doen.
 straf wel der kwaaddoeners, Of wraak.
Copyright information for DutSVVA