1 Peter 2:9-10
9Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; ▼▼ gij zijt Namelijk die Christus met waar geloof hebt aangenomen.
,
▼▼ een uitverkoren Dat is, u komen al deze voorrechten en eretitels metterdaad toe, die het ganse volk van Israël doorgaans en inzonderheid Exo 19:5-6; Deu 26:18-19, ten opzichte van het uiterlijk verbond worden gegeven; zie ook Mal 3:16-17, Rom 9:8.
,
▼
,
▼
,
▼▼ de deugden Desgenen, Dat is, de eigenschappen, namelijk de wijsheid, mogendheid, rechtvaardigheid, genade en barmhartigheid van God.
,
▼▼ uit de duisternis Namelijk van de onwetendheid en natuurlijke boosheid.
,
▼ 10Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden. ▼
Copyright information for
DutSVVA