1 Samuel 20:12-13

12En Jonathan zeide tot David: De Heere, de God Israëls, indien ik mijn vader onderzocht zal hebben omtrent dezen tijd, morgen of overmorgen, en zie, het is goed voor David, en ik dan tot u niet zende, en voor uw oor openbare;
 De HEERE, de God Israëls, Anders, o Heere, God Israëls, en aldus zou Jónathan God aanroepen tot getuige zijner oprechtheid.
,
 overmorgen, Dit was des anderen daags na de nieuwe maan, want deze samenspreking van Jónathan met David geschiedde daags vóór de nieuwe maan, vs.5.
13Alzo doe de Heere aan Jonathan, en alzo doe Hij daartoe! Als mijn vader het kwaad over u behaagt, zo zal ik het voor uw oor ontdekken, en ik zal u trekken laten, dat gij in vrede heengaat; en de Heere zij met u, gelijk als Hij met mijn vader geweest is.
 Alzo doe de HEERE aan Jónathan, Zie van deze manier van spreken Rth 1:17.
,
 Als mijn vader Dat is, indien ik zie dat mijn vader heeft voorgenomen u kwaad te doen.
,
 de HEERE zij met u, Te weten, als gij na mijns vaders dood zult koning zijn geworden. Hieruit is af te nemen dat Jónathan toen wel geweten heeft, dat David koning zou worden, als alrede van Samuël gezalfd zijnde. Jónathan heeft de ordinantie Gods willen gehoorzamen, al was hij Sauls oudste zoon en de naaste tot de kroon.
,
 gelijk als Hij met mijn vader geweest is Te weten, toen Hij hem gezegend en victorie gegeven heeft.
Copyright information for DutSVVA