1 Samuel 9:7-8
7Toen zeide Saul tot zijn jongen: Maar zie, zo wij gaan, wat zullen wij toch dien man brengen? Want het brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen gaven, om den man Gods te brengen; wat hebben wij? ▼ , ▼▼ het brood is weg Dat is, onze voorraad of provisie, zodat wij niets hebben om den profeet te vereren.
,
▼▼ vaten, Dat is, onze knapzakken of malen.
,
▼ 8En de jongen antwoordde Saul verder en zeide: Zie, er vindt zich in mijn hand het vierendeel eens zilveren sikkels; dat zal ik den man Gods geven, opdat hij ons onzen weg wijze. ▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA