1 Thessalonians 2:14
14Want gij, broeders, zijt navolgers geworden der Gemeenten Gods, die in Judea zijn, in Christus Jezus; dewijl ook gij hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers, gelijk als zij van de Joden; ▼▼ in Christus Hiermede onderscheidt hij de ware gemeente der Joden van de andere synagogen onder de joden, die zich ook voor Gods volk hielden, hoewel zij de anderen hunnen broederen, die Christus beleden, vervolgden. Zie
Act 12:1;
Heb 10:32, enz.
,
▼▼ eigen Namelijk die van de Joden daartoe opgemaakt waren. Zie daarvan
Act 17:5. Het Griekse woord betekent eigenlijk degenen die van één stam, volk of gilde zijn.