‏ 2 Chronicles 13:11

11En zij steken aan voor den Heere brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des Heeren, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
 zij steken aan Te weten, de priesters.
,
 op elken morgen Hebreeuws, in morgen in morgen, in avond in avond; alzo in het volgende; dat is, op elken morgen en op elken avond. Zie deze manier van spreken Gen 7:2 , en in de aantekening.
,
 welriekende specerijen, Zie hiervan Exo 30:34 , enz.
,
 des broods Versta, de toonbroden; van welke zie Lev 24:5 , enz.
,
 reine tafel, Zie van deze tafel Exo 25:23 , enz. Zij wordt rein genoemd, omdat zij met louter goud overtrokken was, Exo 25:24 .
,
 kandelaar Zie van dezen Exo 25:31 , enz.
,
 te doen branden; Achtervolgens de wet; Lev 24:2-3 , enz.
,
 nemen waar Zie Lev 8:35 .
,
 Hem verlaten Zie boven, 2Ch 12:1 .
Copyright information for DutSVVA