2 Chronicles 14:13-15
13Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden hen na tot Gerar toe; en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor den Heere en voor Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan. ▼
,
▼▼ hervatting was; Hebreeuws, geen levendmaking, of levendheid, dat is, geen kracht om zichzelven weder op te helpen en bijeen te vergaderen, dat zij den slag zouden hebben mogen hervatten. Alzo wordt gezegd: En Joab maakte het overige der stad levend,
1Ch 11:8 , zie de aantekening aldaar.
,
▼▼ zij droegen Namelijk, die van Juda.
14En zij sloegen alle steden rondom Gerar; want de verschrikking des Heeren was over hen; en zij beroofden al de steden, omdat veel roofs in dezelve was. ▼▼ de verschrikking Dat is, een zeer grote verschrikking van God toegezonden. Vergelijk
Gen 35:5 , en zie de aantekening daarop. Alzo onder,
2Ch 17:10 , en
2Ch 20:29 .
15En zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. ▼▼ tenten van het vee, Dat is, de inwoners der tenten. Versta, de Arabieren, die in tenten woonden aan de palen der Edomieten en Filistijnen, waarheen de Moren, geslagen zijnde, mogen gevloden zijn; of men kan het verstaan van de Arabieren zelf;
1Ch 4:41 .