‏ 2 Chronicles 31:5

5Toen nu dat woord uitbrak, brachten de kinderen Israëls vele eerstelingen van koren, most, en olie, en honig, en van al de inkomsten des velds; ook brachten zij de tienden van alles in met menigte.
 Toen nu Dat is, toen nu dat bevel des konings ruchtbaar werd.
,
 brachten Hebreeuws, vermenigvuldigen.
,
  eerstelingen Zie van deze de wetten en ordinantiën Gods Exo 23:19 , en Exo 34:26 ; Lev 2:14 , enz.; Num 15:17-19 , enz.; Deu 26:1-2 , enz.
,
 honig, Anders, dadels. Het Hebreeuwse woord betekent honig; doch wordt hier van de Hebreën voor dadels, of vruchten van bomen, die zoete vruchten droegen, genomen, welke vanwege haar zoetigheid den honig gelijk zijn. Want God had nergens in zijn wet bevolen de eerstelingen van honig te geven, maar van boomvruchten der aarde en van beesten.
,
 de tienden Zie van deze Lev 27:30 .
Copyright information for DutSVVA