2 Chronicles 9:8

8Geloofd zij de Heere, uw God, Die behagen in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den Heere, uw God, tot een koning te zetten; overmits uw God Israël bemint, om hetzelve tot in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.
 Zijn troon, 1Ki 10:9 staat, op den troon Israëls. Zij verstaat dat de Israëlieten Gods bijzonder volk en de koningen Gods stadhouders waren, vervolgens dat hij God in zijn regering voor zijn overste moest kennen en in zijn naam zijn volk rechtdoen.
,
 den HEERE, Dat is, om hem in zulken koninklijken staat alzo te dienen dat zijn naam daardoor groot gemaakt werd.
,
 op te richten, Of, te bevestigen, of staande gehouden.
Copyright information for DutSVVA