‏ 2 Kings 12:20-21

20En zijn knechten stonden op, en maakten een verbintenis, en sloegen Joas, in het huis van Millo, dat afgaat naar Silla;
 in het huis van Millo Anders, Bethmillo. Zie Jdg 9:6.
,
 Silla; De naam ener plaats. Uit de eigenschap des woords menen sommigen dat dit is een zekere gehoogde weg geweest, dien Salomo zou gemaakt hebben om van de stad Davids in den tempel te gaan, 2Ch 9:11. Anderen menen dat Silla is geweest de naam ener stad, niet ver van het huis van Millo gelegen.
21Want Jozacar, de zoon van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.
 Józacar, Anders genaamd Zabad, 2Ch 24:26.
,
 Simeath, De naam van een Ammonietische vrouw, 2Ch 24:26.
,
 Józabad, Hebreeuws, Jehozabad.
,
 Somer, Anders, van Simrith. Deze was een Moabietische vrouw, 2Ch 24:26.
,
 stad Davids; Maar niet in het graf der koningen van Juda, 2Ch 24:25.
Copyright information for DutSVVA