‏ 2 Kings 12:9-11

9Maar de priester Jojada nam een kist, en boorde een gat in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand inkwam in het huis des Heeren; en de priesters, die den dorpel bewaarden, staken daarin al het geld, dat ten huize des Heeren gebracht werd.
 nam een kist, Met toestemming ja door bevel des konings; 2Ch 24:8.
,
 deksel, Hebreeuws, in haar deur.
,
 ter rechterhand, Versta, aan de post, of ter zijde der deur, waar men inging in het voorhof der priesters, alwaar het brandofferaltaar stond, aan het einde van het grote voorhof; want zover mocht gans Israël komen, gelijk de Levieten daar aan den dorpel dezer deur de wacht hielden, Num 18:4. Zulk een offerkist was ook nog in den tempel ten tijde van Jezus Christus. Zie Mar 12:41; Luk 21:1.
,
 dorpel Te weten, der poort van het voorhof der priesters; en dat naar het voorschrift des Heeren; Num 18:4.
10Het geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist was, dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam, en zij bonden het samen, en telden het geld, dat in het huis des Heeren gevonden werd.
 schrijver Dat is, griffier, of secretaris. Alzo onder, 2Ki 19:2, en 2Ki 22:3; idem 2Sa 8:17.
,
 zij bonden het Te weten, in buidels, of zakken.
11En zij gaven het geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk, die gesteld waren over het huis des Heeren; en zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des Heeren vermaakten;
 verzorgers Hebreeuws, doeners van dat werk. Alzo onder, 2Ki 22:5. Dat is, die als opzieners over dit werk des tempels gesteld waren.
,
 timmerlieden Hebreeuws, werknemers des houts.
Copyright information for DutSVVA